Om te beginnen zal ik mij even aan U voorstellen. Mijn naam is Dik Heuwekemeijer, geboren in 1932 op het Linnaeushof. In 1934 verhuisde het gezinnetje van mijn ouders vanaf no.74 naar een winkelpand op no. 86, dat schuin tegenover de kerk van de Martelaren van Gorcum gelegen was. Mijn ouders hadden daar een muziekwinkel. Toen ons gezin alsmaar groeide verhuisden we in 1944 naar de Bredeweg op no.21. U moet zich voorstellen, dat ik tijdens de oorlog een tiener was. Dat is ongeveer 70 jaar geleden. Het is daarom mogelijk dat mijn herinneringen iets zouden kunnen afwijken van de werkelijkheid.
Er komt oorlog.
De 2e Wereldoorlog begon voor mij eigenlijk al tijdens onze grote vakantie in augustus 1939. Met mijn broertje Tinus was ik aan het Noordzeestrand bij Bakkum een kuil aan het graven, toen er plotseling een Fokker G-1 (jachtvliegtuig) recht op ons af kwam en een duikvlucht maakte langs de branding, precies op de plek waar wij op het strand aan het graven waren.
Hevig geschrokken rende ik naar mijn moeder. Zij zei; ja jongen er komt oorlog. Wat dat echt betekende wist ik toen nog niet, maar dat zou ik al gauw aan de weet komen. Broer Tinus vertelde mij later, dat er in Castricum op een groot mededelingenbord de oorlog reeds werd aangekondigd.
De ellende begon met het bombardement op Rotterdam in mei 1940, waarbij veel burgers werden gedood. Een geestelijke (Kapelaan Groenen) die moest vluchten omdat zijn kerk was platgebombardeerd, werd onze Godsdienstleraar. Ik zat toen in de 2e klas van de Lidwinaschool. Tijdens zijn eerste godsdienstles deed hij uitgebreid verslag van het bombardement. Hij tekende van alles op het schoolbord, dat uiteindelijk vol stond met tekeningen en krassen. Zijn leerlingen konden daar uiteindelijk geen wijs meer uit worden. Nog steeds is het voor mij een raadsel waarom hij ons daarover op deze wijze wilde informeren, want wij waren nog veel te jong om dit alles te bevatten en te verwerken. Waarschijnlijk moest deze jonge leraar op dat moment zijn frustraties kwijt, wat achteraf ook wel weer begrijpelijk is.
De bezetting
Vlak na de bezetting leek er weinig aan de hand, want het dagelijkse leven ging gewoon door. Natuurlijk zagen we Duitse soldaten op straat en die gedroegen zich aanvankelijk normaal. De NSB’ers gingen we uit de weg, want die waren onbetrouwbaar. Bovendien was hun “Kringhuis Oost” aan de Hogeweg op no. 48 gevestigd. Groenteman Kotterer, had zijn winkel schuin tegenover dat Kringhuis en had zich bij de NSB aangesloten. Dus het gevaar was bij wijze van spreken om de hoek. Maar niet alleen daar, ook op ons Linnaeushof woonden twee NSB’ers. Dat was dus oppassen geblazen.
Joodse buurtbewoners
Na enige tijd begon de sfeer toch wel gespannen te worden. We moesten verduisteren en onze levensbehoeften werden gerantsoeneerd. Er werden borden geplaatst “Voor Joden erboden” en de Joden moesten een gele ster met opschrift dragen. Op ons Linnaeushof werd de familie Stodel opgepakt en via De Hollandsche Schouwburg en kamp Westerbork afgevoerd naar Auschwitz. De familie Stodel woonde op no. 12 boven. Het gezin bestond uit vader, moeder en dochter. Mevrouw Stodel was pianolerares en een vaste klant van mijn ouders. Ik kan mij nog herinneren als de dag van gisteren dat haar kostbare vleugel uit het raam werd getakeld en in een grote vrachtwagen verdween. Het was in die tijd normaal dat de huizen van weggevoerde Joden werden leeggeroofd door de Duitsers en de NSB’ers, maar ook sommige
burgers maakten zich daaraan schuldig.
In het salonorkest van mijn vader was de heer Abas een van zijn violisten. Hij woonde met zijn vrouw en dochtertje Esje in de Vechtstraat. Joodse families waren verplicht zich te melden bij de bezetter. Als gehoorzame burger was de heer Abas dat dan ook van plan. Mijn vader probeerde hem daarvan te weerhouden en wilde hem overhalen om onder te duiken. Dat aanbod wees hij af. Als laatste poging stelden mijn ouders voor om Esje dan bij ons achter te laten. Mijn vader en moeder verzekerden hem dat zij goed voor haar zouden zorgen. Als de oorlog dan voorbij was, konden zij Esje weer komen ophalen. Ook dat aanbod werd afgewezen. Ook zij werden via De Hollandse Schouwburg en Westerbork afgevoerd naar Auschwitz. We hebben beide families helaas nooit meer teruggezien. Hun namen staan gebeiteld in de hal van de Hollandsche Schouwburg.
----------------------------------------------
Voor het tweede deel van het verhaal ga naar Herinneringen deel 2
Klik rechts (icoontje) bovenaan op de foto en de foto wordt vergroot weergegeven.