Na onze bevrijding uit Ravensbrück zijn we na een week of twee door de Amerikanen in een legertoestel (vliegtuig) gezet en overgebracht naar Brussel. Met zijn dertienen zijn we daar aangekomen, dertien vrouwen. Eén van ons kreeg de schrik van haar leven, maar wel een positieve schrik. Want in Brussel stond een militair ons op te wachten en dat bleek de man van één van ons te zijn. Helemaal gek werden die twee. Zij was in Amsterdam opgepakt terwijl hij naar zijn werk was. Toen hij dat hoorde, is hij direct gevlucht en via Frankrijk in Engeland terecht gekomen. Een paar dagen later zijn we met zijn twaalven naar Amsterdam teruggegaan. We hebben het zelf maar georganiseerd. Boven op een glaswagen zijn we helemaal naar Amsterdam gereden. Ik had nog steeds hevige koorts van mijn middenoorontsteking, het was geen pretje. Versteend van de kou zijn we voor het Centraal Station (CS) afgezet. Na Ravensbrück heeft het nog zes weken geduurd voor we in Amsterdam aankwamen. Ik zal het maar zeggen: “Nederland had geen interesse om ons te ontvangen. Maling hadden ze aan ons.” Daarom hebben we toen zelf maar die glasauto geregeld en zijn we op ons eigen houtje teruggekomen. Bij het CS, het was middernacht, stonden allemaal tafeltjes. Daar zaten allemaal instanties. Je kon daar nieuwe, voorlopige, papieren krijgen. Er zaten mensen van de Burgerlijk Stand, van de distributie en ook van de Joodse gemeente. Ik kreeg daar ook een tientje. Dat was dan het enige goeie, je had meteen wat geld. Voor de rest helmaal niks, een schande is het. Het tafeltje van de Joodse gemeente ben ik voorbij gelopen. Ik heb me daar niet opnieuw laten registreren: “Dat gebeurt me niet nog een keer”, dacht ik.
Terug naar de: Inhoudsopgave