In januari 1945 was het duidelijk dat het niet al te lang meer zou duren of de Russen zouden voor de poort staan. Daarom werden we afgevoerd naar een ander kamp, naar het westen. Afgevoerd, nou we moesten wel helemaal lopen en het was hartje winter. Het was één van die beruchte dodenmarsen. Ik denk dat het ruim 200 kilometer was. Een dag of zeven, acht hebben we er over gedaan. Geen eten en geen drinken kregen we onderweg. Nou kan je nog redelijk zonder eten, maar zonder drinken kan echt niet. Dus hebben we sneeuw gegeten. Wie niet meekon, werd achtergelaten en doodgeschoten.
Volgens mij zijn we zo rond 18 januari 1945 aangekomen. Ravensbrück was zo mogelijk nog erger dan Auschwitz. Ik heb daar zo’n drie maanden niets zitten doen. Ik raakte daar helemaal afgestompt. We hebben het heel veel over eten gehad, dat weet ik nog wel, vooral omdat we niets te eten hadden.
De barakken in Ravensbrück waren voor zover mogelijk nog voller dan die in Auschwitz. Slapen deed je met zijn zessen op een bed dat even groot was als in Vught. Liggen kon je niet, je zat met de ruggen tegen elkaar aan.
Na een maand of drie werden we eindelijk bevrijd, door de Russen. Ik heb wel veel slechte verhalen over de Russen gehoord, maar zij hebben ontzettend goed voor ons gezorgd. Geef mij maar de Russen, liever dan de Amerikanen.
Bij de bevrijding woog ik nog maar 32 kilo! Gek genoeg had ik verder alleen maar een flinke middenoorontsteking. En dat met al die ellendige besmettelijke ziektes van die vrouwen om me heen. Veel vrouwen hadden die rare ziektes opgelopen in de experimenten barakken van Auschwitz.
In april 1945 was ik met nog twaalf andere Nederlandse vrouwen. Ik was nog maar achttien jaar oud. De Russen hebben ons ondergebracht in een grote villa. Daar kregen we allemaal een eigen bed! Ze gaven ons ook goed te eten, maar in het begin viel dat niet goed. Het eten was te veel en te vet, daar werden we ook weer ziek van. We hadden allemaal vreselijke krampen.
Terug naar de: Inhoudsopgave