Op het Centraal Station hoorde ik wel dat mijn zus Mietje het had overleefd en dat ze op het Iepenplein woonde. Dat was wel erg toevallig hoor. Een man van de distributie hoorde mijn naam Die vroeg toen of ik een zuster had met de naam Mientje. “Ja”, zeg ik tegen hem: “Mientje of Mietje Bosboom, waar is die dan?” Hij vertelde toen dat ze op het Iepenplein woonde, op nummer 33.
Nu had ik wel net een tientje gekregen, maar daar had ik op dat moment niet veel aan. Een kaartje voor de tram had er wel vanaf gekund, ware het niet dat er ’s nachts geen trams reden. Ik ben toen gaan lopen, op houten klompen. Dat was nog een hele tippel hoor. Het waren meer houten zolen met van dat grove linnen als bovendek. Dat schuurde als de neten. Ik had geen kousen. Daar liep ik dan in mijn ‘gevangenispakkie’. Ik had wel een jas van het Rode Kruis kunnen krijgen. Maar dat was een militaire jas, maar daar wilde ik niks van weten. Ik denk dat ik er ongeveer anderhalf uur over heb gedaan. Toen ik bij het Iepenplein zag ik al snel mijn zuster. Zij was met haar kinderen uit de onderduik gekomen. Ze zat in die tijd altijd voor het raam, op de uitkijk. Slapen deed ze bijna niet meer. Ineens zag ze me en riep: “Kijk daar heb je Beppie.”
Ik was nog steeds behoorlijk ziek en verzwakt toen ik bij mijn zuster aankwam. Mijn zuster heeft direct de huisarts gebeld. Gelukkig hebben we veel hulp gehad van onze oude buren, de familie Dijkstra. Ze hebben ons, mijn zuster en mij, veel hulp gegeven. Mijn zuster was ook niet helmaal in orde toen. Die van Dijkstra hebben nieuwe kleren voor me gebracht. Die waren van hun dochter, die was van dezelfde leeftijd als ik. Met die dochter heb ik tot voor kort contact gehouden. Ze is onlangs overleden.
Vrij snel daarna ben ik naar Haarlem vertrokken. Amsterdam hoefde voor mij niet meer. Ik heb er zoveel mensen verloren. Ik kom nog wel regelmatig in Amsterdam, maar daar wonen, nee, dat kan ik niet meer.
Terug naar de: Inhoudsopgave