Het politiebureau in de Linnaeusstraat stond in de oorlog bekend als een ‘goed bureau’. Zo had je daar aan het bureau een agent Donkelaar. Ik heb daar mijn muziek kunnen laten onderduiken. Hij woonde niet zo ver van het bureau, ergens in de Watergraafsmeer. Na de oorlog heb ik al mijn materiaal teruggekregen.
Agent Mars was een ander voorbeeld van een ‘goede’. Hij woonde in de Retiefstraat, op de kop van de Spitskopstraat. Ik heb hem en zijn collega Donkelaar nog eens om advies gevraagd. Ik had namelijk gehoord dat ze bij het Koloniaal Instituut schedelmetingen deden. Ze wilden namelijk aantonen dat Portugese of Spaanse Joden van ‘een ander ras’ waren. Zij zeiden toen dat het wel wat link was en dat ik dat maar beter niet kon laten doen. Toen het puntje bij paaltje kwam heb ik hun advies opgevolgd en heb ik het niet laten doen.
Er was nog een goede agent: dat was Ome Gerrit. Ome Gerrit was eigenlijk Gerrit de Ruyter. Hij woonde ergens in Betondorp. Die kwam zo vaak bij ons in de buurt, voor ons was dat Ome Gerrit geworden.
Aanvulling Frits Slicht
Een ander voorbeeld van een goede agent was natuurlijk Herman Elzinga. Hij heeft het gezin van Meijer Verdooner laten onderduiken in zijn huis.
Lees: Keuring voor het onderduikadres