Na het behalen van mijn LTS- diploma in 1958 ging ik, 15 jaar oud, aan het werk als leerling machinebankwerker bij machinefabriek Duurland. In deze fabriek gevestigd op de Duivendrechtse- kade 18 werden aardappelschrap- en groentesnijmachines gefabriceerd.
Vanaf de Maritzstraat in de Transvaalbuurt fietste ik langs o.a.Blooker en Bertels bij de Omval.
De lucht van cacao snoof ik graag op, maar de olielucht van Bertels beviel me geheel niet.
Voorbij deze bedrijven fietste ik rechtsaf en dan linksaf de brug over naar de Duivendrechtsekade.
De weg was niet meer dan een verharde landweg, gelukkig was het op deze weg nog maar een kort stukje fietsen naar Duurland.
Tegenover het naar school gaan beviel werken mij slecht, vele malen dwaalden mijn ogen af naar de ramen die op 2 mtr hoogte zaten om contact te hebben met de buitenwereld. Vooral op woensdagmiddag miste ik mijn vrijheid.
De melkboer kwam elke ochtend zijn producten afleveren. Maar als plotseling de koffiemelk op was, moest ik met het pontje over de vaart naar de melkwinkel in de Wetbuurt.
Het pontje was niet meer dan een soort vlot met aan beide zijden een hek. Op het ene hek waren 2 wielen gemonteerd waarover een staalkabel liep die op beide oevers was bevestigd.
Door met een blok hout, voorzien van een groef, over de kabel te wrikken werd door de pontbaas zijn vaartuig heen en weer getrokken en dat voor de prijs van 3 cent. Met de fiets erbij 5 cent.
Kwam er een boot aan, meestal sleepboten met zandbakken, dan werd de staalkabel ontspannen totdat deze op de bodem van de vaart lag. Bij de bocht richting Amstel kwam assistentie van een daar gestationeerde tweede sleepboot die door het trekken aan de staart van de sleep de bakken door de bocht trok.