Het zal in 1948 geweest zijn. De deuren van kleuterschool de Klaproos aan de Joubertstraat in de Transvaalbuurt waren net achter mij dichtgegaan na een schooldag bij juf. Lijons. Een hele lieve juf.
Nu alleen maar de straat oversteken en dan kon ik zo door het hek de speeltuin binnenlopen, want na schooltijd mocht ik van mijn moeder nog in de speeltuin spelen.
Op deze zonnige middag speelde ik in de zandbak. Deze besloeg een groot gedeelte van de speeltuin en was met een houten omheining met daarboven gaas weer gescheiden van de rest van de speeltuin. Het gaf een veilig gevoel maar toch….. ik was bezig een zandtaart te maken, toen ik een man van buiten de speeltuin hoorde schreeuwen, waarschijnlijk tegen zijn zoontje verderop in de zandbak. Wat hij riep kon ik niet verstaan maar na zijn tweede geschreeuw beantwoorde ik dit met hetzelfde geluid.
De man die kennelijk in mij een brutale puppy zag wilde mij temmen met de woorden “Hou je kop bleekscheet anders zal ik je een knal voor je kop geven”. Ik riep daarop terug dat hij zelf een bleekscheet was. Hij had gelijk: zo vlak na de oorlog waren we allemaal bleekscheten. Maar ik had ongelijk. Hij was geen bleekscheet, want de man was een Indo.
Terwijl ik weer verder ging met mijn taart viel er opeens een schaduw over me heen. Toen ik opkeek stond opeens dezelfde man tussen de zon en mij in. Maar, pech voor mij, dichter bij mij dan bij de zon. Hij gaf me een klap voor mijn kop en wandelde weer weg. Ik heb de taart toen maar afgekeurd en met de schep in stukken geslagen en daarna maar weer een nieuwe gemaakt.