In de jaren 50 speelden de broertjes Verschut graag op straat. Daarbij gebeurde wel eens een ongelukje en Piet was meestal de pechvogel. Een paar voorbeelden: Om het slijten van schoenzolen te vertragen werden ijzertjes onder de tenen en hakken geslagen. Maar waren de spijkertjes weggesleten dan bleven de ijzertjes op straat achter.
Op een dag ziet Piet zo’n hoefijzertje op straat liggen, pakt het op en zeilt het naar de overkant, gevolgd door glasgerinkel. Toch wel een prestatie om over deze brede straat dwars door een ruit te gooien. Piet had wel wat met glas, want bij het knikkeren wist hij een stuiter door de ruit van de tandtechnieker te laten verdwijnen. Gelukkig was het in een hoek, zodat de planken die mijn vader hierover had geslagen, niet het gehele zicht op zijn atelier ontnam. Daarna zorgde Piet ervoor dat niet hij maar ik de pechvogel was.
Toen wasmachines nog een zeldzaamheid waren werd bij ons met een klein bestelwagentje de was opgehaald door Stoom Wasserij Haarlem. De wagen werd zelden afgesloten en wij kinderen klommen door de hele auto heen, deur open- en dich gooiend. Het lukte Piet precies de deur dicht te gooien terwijl ik met mijn duim ertussen zat. Deze duim is nog steeds wat plat en breder.
Op mijn beurt heb ik Loek een pijnlijk moment bezorgd. In de Spitskopstraat, waar de huizen na de oorlog gesloopt waren, werden nieuwe huizen gebouwd. De stapels bouwmaterialen waren prachtige klim toestellen. Echter toen ik op een stapel planken was geklommen viel deze om, jammer dat net Loek ernaast stond en door het hout werd bedolven. Dit kon hij schijnbaar niet goed waarderen want later gooide hij zomaar een steentje weg, maar wel precies tegen mijn achterhoofd.
Met het nodige resultaat.