Gorren! (David)

Verteller: Poortje in de Schalkburgerstraat, naar....!. D.G. Papegaaij
Auteur: Frits Slicht Frits Slicht
Schalk Burgerstraat, Transvaalbuurt

Vooraf werd bepaald wie als eerste mocht gooien, een competitie op zichzelf. Het was de bedoeling dat je de Gor raakte.

Scahlk Burgerstraat, 1930. Poortje naar de Colensostraat, 1930. Boven het poortje woonde het gezin Papegaaij. Bron: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Scahlk Burgerstraat, 1930. Poortje naar de Colensostraat, 1930. Boven het poortje woonde het gezin Papegaaij. Bron: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Alle rechten voorbehouden

Gorren

In mijn tijd, in mijn jeugd, werd er best veel geknikkerd. Het meest bijzondere was wel het knikkerspel ‘Gorren’. Je had dan een rij knikkers, die lagen in de goot, wel een stuk of vijftien, zestien. De laatste knikker was de Gor. Je ging dan op een aantal stappen afstand staan om vandaar uit met een loden knikker, een ‘looie daaie’, te gooien. Vooraf werd bepaald wie als eerste mocht gooien, een competitie op zichzelf. Het was de bedoeling dat je de Gor raakte. Als je de Gor raakte, had je alle knikkers gewonnen. (Voor een zeer uitgebreide beschrijving van dit edele knikkerspel verwijs ik naar: Gorren, aanvulling F.S.)

Ketsen

Naast het Gorren had je ook nog andere knikkerspellen, zoals het ketsen. Bij ketsen lag er een stel knikkers in een cirkel met één knikker in het midden. Ook hier stond je op een bepaalde afstand. Het was de bedoeling om met de eigen knikker (dat was trouwens ook een ‘looie daaie’ de middelste knikker te raken.
Ook de gewone knikkerspelletjes deden we, zoals het knikkeren in een potje of in een gleufje tegen de muur van een huis. Dat was echt een handigheidje. Iets dergelijks was ‘wie gooit het dichtst bij de muur’.

Alle rechten voorbehouden

708 keer bekeken

pw

Altijd raak, zonder kaak

Die looie daaies ken ik ook nog (geb. 1950). We hadden daarnaast ook nog de kalkedotten, die we vonden 'op het landje' naast een galvaniseerbedrijf bij een van de Ringdijkstraatjes. Die pasten ook precies in een stukje elektrapijp...

Maar nu de kaak, bij het knikkeren. Bij het schieten, waarbij iemand bijvoorbeeld een 'tientje' zette die je met een uppie moest zien te raken, werd ook een soort liedje gezongen, met de tekst:

'Altijd raak, altijd raak, zonder kaak!'

Een 'kaak' was dan een opstaande rand van twee aan elkaar grenzende tegels. Lepe 'zetters' hadden de gewoonte om zo'n kaak in de schietbaan op te nemen, zodat de rollers hun knikker tegen die rand zagen opstuiteren.