Vanaf het moment dat ik naar de middelbare school ging moest ik mijn persoonsbewijs altijd bij me hebben. Je kon altijd gecontroleerd worden, ook in de tram. Als kind besefte ik best dat er oorlog was en dat je niet iedereen meer kon vertrouwen.
Wij beseften ook wel dat we in een getto woonden. In het begin van de oorlog natuurlijk niet, later wel. Er werd in het begin ook niet veel over gesproken. Getto is toch een rot naam met een verschrikkelijke lading. Vroeger spraken ze ook wel over de oude Jodenbuurt als over een getto. Of dit helemaal correct is weet ik niet.
In de Tweede Wereldoorlog woonden wij, volgens mij, toch echt wel in een getto. Die rotzakken, de Duitse bezetters, hadden het prima voor mekaar. Aan een kant had je het President Steynplantsoen, aan de zijkanten had je de Transvaalkade en het spoor (op de dijk), aan de andere kant had je de Linnaeusstraat.
Zo konden ze de buurt makkelijk afsluiten, je zat helemaal ingesloten. Dat hebben die krengen zo goed geweten. Waar je zelf nooit aan zou hebben gedacht, dat je helemaal zat ingesloten. Met de aanleg van de spoordijk, kort voor de oorlog, heeft niemand aan later gedacht, dat je min of meer opgesloten zat.
De Duitsers hadden het wat dat betreft ‘beter’ gezien, zij hadden het dondersgoed in de gaten. Vandaar dan ook dat de mensen uit Amsterdam-Zuid en ook wel uit de Mediene (= alle Joodse gemeenten in Nederland, behalve Amsterdam, worden samengevat onder deze naam, aanvulling F.Slicht) bij elkaar zijn gezet in de Transvaalbuurt. Dan gebeurde nadat eerst de oorspronkelijke bewoners waren ‘weggehaald’.
Eind 1943 werd de Transvaalbuurt door de Duitse bezetter “Judenfrei” verklaard!