Straathandel
Een neef van mijn latere schoonvader liep met groente. Dat was Hartog Voet (geboren op 13 maart 1906), een klein mannetje. Ik kon toen nog niet weten dat hij later familie zou worden. Hij woonde in de Retiefstraat (nummer 78 tweehoog), dicht bij de Magersfonteinstraat. Mijn latere man, Simon Voet, woonde voor de oorlog in de Hofmeyrstraat.
Je had ook een visboer, Izaak Ereira (geboren op 16 januari 1895), dat was de vader van een meisje dat bij mij op school zat. Haar naam was Jenny Ereira (ik weet niet zeker of haar naam zo gespeld werd). Zij woonden in de Transvaalstraat 54 tweehoog. De visboer liep altijd op maandag en donderdag met een handkar door onze straat. Hij riep daar wel iets bij, maar wat dat was, weet ik niet meer. Mijn moeder kocht altijd vis bij hem.
Ruyschstraat 22
Mijn man heb ik leren kennen in de Ruyschstraat 22. Ik had daar een vriendin wonen, Sara Degen, zij woonde voor en tijdens de oorlog in de Spitskopstraat (10 een hoog). Zij was voor de oorlog de vriendin van de broer van mijn latere man. Haar vriend was Hartog Voet. Door die relatie kwam ik ook wel over de vloer bij de familie Voet. Sara Degen-Voet werd na de oorlog mijn schoonzuster. Dat was wat je noemt een geluk bij een ongeluk. Kort na de oorlog was ik bij Sara op bezoek in de Ruyschtraat. Ik werd daar op een avond ziek, maar in plaats van naar de dokter te gaan, kwam deze naar mij toe. Ik heb daar uiteindelijk zes weken ziek in huis gelegen. Ik bleek difterie te hebben. Zo heb ik mijn man leren kennen, die kwam toen net terug uit ‘zijn onderduik’ in Brabant.