Ik kom uit een zeer streng gelovig katholiek gezin. We kenden eigenlijk alleen maar katholieke mensen. Mijn vader was kerkzanger in de Bonifatiuskerk en in de Mozes en Aäronkerk. Na de oorlog gingen wij naar de Christus Koningskerk. Natuurlijk aten wij op vrijdag altijd vis. Mijn vader haalde speciaal stokvis op het Waterlooplein, bij Joodse vismannen. Dat aten wij dan met rijst, mosterdsaus en gebakken uien. Als kind moest ik ’s ochtends voor de school begon, eerst naar de mis in de Bonifatiuskerk. Ik kreeg dan een apothekersflesje met warme melk en brood mee, omdat je nuchter aan de commune moest deelnemen. In de kerk stond een mandje met briefjes en als ‘bewijs’ dat je in de kerk was geweest, moest je een briefje mee naar school nemen. Voordat ik naar de kerk ging haalde ik een vriendinnetje op dat ’s ochtends niet altijd klaar stond. Hierdoor kwamen we regelmatig te laat. De laatkomers kregen een briefje in een andere kleur mee. Daar werd dan in je rapport een aantekening van gemaakt. Hiervoor kreeg ik thuis op mijn kop.
Na de lagere school ging ik naar een soort huishoudschool in de Bankastraat. Dat vond ik niet leuk, en ik heb de school ook niet afgemaakt. Ik mocht eigenlijk van mijn vader niet op dansles, maar deed het toch. Gelukkig maar, want bij dansschool Sandmann aan de Amstel ontmoette ik mijn man, Gerrit. Na mijn huwelijk ben ik in mijn ouderlijk huis blijven wonen. Er heerste toen woningnood en je was blij dat je wat had. In het begin woonden wij er met een heel stel: mijn twee broers met hun vrouw en een broer die vrijgezel was. Mijn drie kinderen zijn er ook geboren. In 1973 hebben we de buurt verlaten en zijn we naar Osdorp verhuisd.
Mijn jeugd
De laatkomers kregen een briefje in een andere kleur mee. Daar werd dan in je rapport een aantekening van gemaakt.
4240 keer bekeken