Ik ben de jongste uit een gezin van zeven; drie meisjes en vier jongens. Mijn ouders kwamen oorspronkelijk uit Nijmegen. Mijn vader was bouwkundige en reisde min of meer met het werk mee. In de crisistijd zijn ze naar Amsterdam verhuisd. Toen ik vier jaar oud was, zijn wij verhuisd van de Tweede Oosterparkstraat naar het Krugerplein, nummer 21, 3-hoog. Twee jaar later begon de Tweede Wereldoorlog. Tramlijn 5 reed toen nog om het Krugerplein heen. Ik kan mij de razzia’s nog herinneren. Het alarm ging en de straten werden afgezet. De gordijnen moesten allemaal dicht, want je mocht niet kijken. Er werd natuurlijk wel gekeken door gaatjes en spleetjes. Vanuit ons raam kon je zien hoe de Joodse mensen echt die tram in werden gedreven. Dat herinner ik mij heel goed. Af en toe kwamen er ook Duitsers bij ons het hele huis doorzoeken: in kasten, op zolder en in het kolenhok. Op zoek naar Joden of onderduikers. Bij mijn vriendin Wally op de trap woonde de Joodse familie Walvis. Wij speelden vaak met hun kinderen. Na de oorlog is het gezin niet teruggekomen. Als kind ervaar je de dingen anders. Zo kan ik mij goed herinneren dat je toen dikke, een beetje harige, stof had, een soort gordijnstof. Joodse ouders naaiden er voor hun kinderen windjacks van. En ik weet nog dat ik daar jaloers op was. Maar die kinderen hadden wel een ster op hun jas en achteraf denk je: "gelukkig dat ik niet zo een jas had."
Het Krugerplein
Af en toe kwamen er ook Duitsers bij ons het hele huis doorzoeken: in kasten, op zolder en in het kolenhok.
3435 keer bekeken