Frans groeide op in de Derde Oosterparkstraat. In de buurt woonden veel Joodse mensen. Als jongen merkte hij hierdoor veel van de Jodenvervolging. Regelmatig zag hij dat Joden werden opgehaald. De huizen werden verzegeld en het huisraad werd door verhuisbedrijf Puls opgehaald en naar Duitsland gebracht. (Oudere Amsterdammers spreken tot op de dag van vandaag over 'pulsen', leeghalen)
Tijdens de oorlog bezocht Frans de vierde Montessorischool in de Tweede Boerhaavestraat. "Wij hadden heel wat Joodse kinderen op school zitten en die werden allemaal weggehaald. Je zag de klas elke week leger worden. 's Ochtends nam de onderwijzer de presentielijst door en riep een voor een de namen. 'Freddie Goudeketting.' 'Die is vannacht weggehaald,' werd er dan gezegd. Op een gegeven moment zaten er nog maar vijf of zes kinderen in de klas. Van lesgeven kwam niet veel meer. Tegenover de school stond een Joodse lagere school, de Talmoed Thora. Die was op een gegeven moment helemaal leeg. In de hongerwinter werd onze school gesloten, er was geen brandstof meer om de lokalen te verwarmen. Na de oorlog kwamen er wel wat Joodse mensen terug, maar van de kinderen waarmee ik in de klas heb gezeten heb ik er nooit meer eentje teruggezien."