In de Danie Theronstraat woonden we op de derde verdieping, op nummer 9. Op de benedenverdieping woonde de familie Van Delft. Mijnheer Van Delft was de “IJsman”. Hij ventte met ijs door de buurt. Eens in de zoveel tijd kwam er een hele grote wagen, volgens mij een paard en wagen, voorrijden. In die tijd werd er nog veel met paard en wagen gedaan.
Deze wagen bracht hele grote staven ijs, voor de koeling. In die staven ijs werden grote haken of priemen in geslagen waarmee het ijs naar binnen werd gebracht bij Van Delft.
Door het geweld van die ijzeren haken sprongen er vaak splinters of schilfers ijs af. Die pakten wij dan, waar ze ook lagen of vielen, en zogen die op. Heerlijk koud was dat.
Mijnheer Van Delft maakte zelf het ijs dat hij verkocht. Ik kan mij nog herinneren dat een heel klein horentje één cent kostte. Zo af en toe als we een cent kregen, kochten we een ijsje bij Van Delft. Een spatsie, een ijsje tussen twee koekjes in, konden we niet betalen. Ik geloof dat die wel 5 cent kostte, voor ons was dat best een hoop geld.
Mijn vader had toen nog wel de eigen zaak (hij had een sigarenwinkel) maar echt heel veel verdiende hij daar niet mee. Zeker niet toen zijn werkplaats waar hij zijn sigaren rolde niet meer bij de winkel mocht zitten (zie ook: Mijn ouders).
Van Delft had een kar met een grote bel. De kar werd getrokken door een paard. Ik heb hem eigenlijk niet door de buurt zien gaan, dat was voor ons niet nodig. Voordat hij de straat uit was waren wij al bij hem. Ik heb hem dan ook nooit buiten de Danie Theronstraat gezien.
Van Delft, de “IJsman”.
Eens in de zoveel tijd kwam er een hele grote wagen, volgens mij een paard en wagen, voorrijden.
1319 keer bekeken