In oktober van het jaar 1932 is er sprake van een opmerkelijke ontwikkeling. Mozes heeft een winkelwerkplaats gehuurd en wel in de Haarlemmerstraat (nummer 40?). De huur van de winkelruimte is ƒ 20, -- per week. De ambtenaar vraagt zich af of dit wel een succes zal worden. De investering is zeer gering en hij vermoed dat Mozes te goeder trouw is geweest. Terugbetaling van het voorschot zit er momenteel dus echt niet in en opnieuw wordt uitstel verleend.
Begin 1933 wordt er een nieuw deel aan het dossier toegevoegd. Ook hier eerst een kort overzicht betreffende gedrag, leefwijze, werkzaamheden etc. etc. De werkplaats in de Rapenburgerstraat 26 komt weer voorbij. Nu blijkt dat hij die heeft moeten verlaten vanwege een faillissement. Ook de hulp die hij eerder van zijn zuster kreeg, maar die dit vanwege huwelijk en geboorte moest stopzetten, wordt gememoreerd. Wel is hij nog steeds sigarenmaker, met een eigen winkelwerkplaats. De verdiensten waren, zijn en blijven laag. Hij verdient niet meer dan ƒ 20,-- per week en gezien zijn vaste lasten verzoekt hij opnieuw om uitstel van betaling.Er wordt inderdaad opnieuw drie maanden uitstel verleend. Maar het is allemaal te laat, Mozes moet de winkel sluiten. Op 30 januari 1933 vraag hij ‘onderstand’ aan.
(Aanvulling Frits: Onderstand is misschien nog het eenvoudigst te vertalen als steun. De onderstand kon bestaan uit geld en/of natura: voedsel, kleding, ‘ligging’, brandstoffen, geneesmiddelen en heel- en verloskundige hulp.)
Blijkbaar voelde de ambtenaar die over dit dossier ging, zich geroepen om de achtergrond van ‘deze belanghebbende’ uitvoerig te beschrijven.
Zijn verhaal:
“Belanghebbende is sigarenmaker voor eigen rekening en werd in nov’ 30 aan een gift van ƒ 45,-- en een voorschot van ƒ 45,-- geholpen. Hij heeft daarvan in samenwerking met een zekeren Schijveschuurder een winkeltje geopend aan het adres Weesperzijde 48. Aanvankelijk wist men in eigen onderhoud te voorzien, doch langzamerhand gingen de verdiensten zodanig achteruit, dat men er aan begon te denken het zaakje te sluiten. Men besloot toen een laatste poging te wagen. Aanvrager opende nl. aan het adres Haarlemmerstraat 40 een winkel. Het materiaal werd geleverd op naam van Schijveschuurder en later op naam van belanghebbende zelf. Men betrok een en ander van de firma Salomons. Het blijkt dat hij daar nu nog een schuld heeft van ƒ 160,-- en ƒ 88,12 bij v. Craanen, Albert Cuypstraat 19. Met groote moeite heeft de man zich eenige maanden staande gehouden doch zag zich ten leste genoodzaakt de zaak te sluiten met een week huurschuld. Hij kan niet tegen de concurrentie in de buurt op. Zijn inventaris heeft hij op zijn zolder opgeslagen. Hij kan dit wel verkoopen, doch zal dit ± ƒ 25,-- opbrengen terwijl hij de hoop heeft opgegeven nog eens … voor eigen rekening te beginnen. Dit is natuurlijk aanleiding, bij steunverleening strenge controle op den man uit te oefenen. Het gezin zit totaal zonder inkomsten. Men maakt een gunstigen indruk, en wil ondergeteekende zich voor ‘waar’ aannemen, wanneer men verklaart geen ‘cent’ in huis te hebben. De kinderen werden bij familie aangetroffen, die hun met eten helpen. In afwachting van beslissing SCW comm., is m.i. eenige hulp direct noodig.”