Het verhaal van Mozes Gobitz, kroniek van een leven, deel 7

Handelsgeld

Honderdjarig Jubileum. Honderdjarig jubileum van het Nederlands Israëlitisch Armbestuur. <br />Van links naar rechts zittend: A.J. Veder; H. Benjamin: dr. S.J. Philips; mevr. L. Levison-Asscher; mevr. H. Carlebach-Keijzer. Staand: S. Swaap; L. Slijper; S. Konijn; l. Prins. Datering: 29 december 1925, bron: Beeldbank SAA. <br />

Honderdjarig Jubileum. Honderdjarig jubileum van het Nederlands Israëlitisch Armbestuur.
Van links naar rechts zittend: A.J. Veder; H. Benjamin: dr. S.J. Philips; mevr. L. Levison-Asscher; mevr. H. Carlebach-Keijzer. Staand: S. Swaap; L. Slijper; S. Konijn; l. Prins. Datering: 29 december 1925, bron: Beeldbank SAA.

 

 

In zijn werkplaats in de Rapenburgerstraat 26 is hij nog steeds, of weer, werkzaam als sigarenmaker. Met zijn werk verdient hij zo rond de twintig gulden per week.

Op 27 oktober 1926 heeft Mozes aangeklopt bij het Bureau M.S. Omdat hij geen krediet meer kan krijgen en hij toch geld nodig heeft voor de inkoop van grondstoffen doet hij het verzoek om handelsgeld. Voordien heeft hij altijd hulp gekregen van zijn zuster Rachel. Rachel is werkzaam als kleermaakster / mantelstikster. Maar deze is sinds ‘kort’ getrouwd en begin mei bevallen van een kind. Rachel Gobitz is op 19 januari 1927 getrouwd met Hartog Overste. Op 19 april 1927 is zij bevallen van hun zoon Meijer. Hartog heeft enige tijd gewerkt als diamantslijper. Vanaf 1930 is hij echter werkzaam als marktkoopman.

Daaruit blijkt wel dat de gegevens zoals die door de ambtenaar worden genoteerd niet geheel kloppend zijn. Dit maakt het begrijpen van zijn teksten dan ook lastig. In ieder geval is wel duidelijk dat Rachel haar broer niet meer kan helpen.

Voor een advies over deze kwestie, het handelsgeld, heeft men zich gewend tot een zeker mijnheer Huijbers. Deze, verder onbekende, mijnheer geeft aan dat Mozes voor het aankopen van tabak ongeveer ƒ 35,-- nodig heeft.

De ambtenaar tekent aan dat Mozes door de toch wel beperkte inkomsten niet heeft kunnen sparen, vandaar dan ook dat hij zich wendt tot het Bureau M.S. De ambtenaar schrijft tot slot: “De man leidt een hoogst fatsoenlijk bestaan.”

Wat is uiteindelijk dan het oordeel? Bureau M.S. geeft aan dat de vader van ‘aanvrager’ als diamantbewerker ongeveer ƒ 70,-- per week verdient. Voor die tijd, 1927, een behoorlijk inkomen. Hij heeft echter als excuus dat hij het gezin van zijn gehuwde dochter onderhoudt. Rachel en haar man, met de pasgeboren baby, wonen namelijk bij hem in. Zijn schoonzoon, Hartog Overste, is nog in de leer als diamantbewerker en ‘geniet slechts enig zakgeld’. Niet alleen Rachel en haar gezin wonen in, er wonen meer familieleden (van zijn vrouw) voor korte of langere tijd in bij vader Jacob Gobitz in de Blasiusstraat 92 I.

Gezien al deze omstandigheden lijkt het de ambtenaar gewenst om een bedrag van ƒ 30,-- aan handelsgeld te verstrekken. Dit advies wordt aangevuld met de opmerking: ‘verhalen op vader’! Uit een klein krabbeltje blijkt verder dat het Nederlands Israëlitisch Armbestuur een bedrag van ƒ 5,-- wil bijdragen. Voor zover duidelijk krijgt Mozes het handelsgeld. Maar niet zonder zijn vader daarop aan te spreken. Uit een zeer korte aantekening blijkt dat er gedreigd is met een rechtszaak, via de kantonrechter. Maar vader Jacob Gobitz heeft inmiddels te kennen gegeven dat hij maandelijks ƒ 10,-- terug zal betalen met ingang van 15 april 1927.

Terug naar de inhoudsopgave.

Alle rechten voorbehouden

305 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe