De bekendste winkel, voor mij althans, is de groentewinkel van de Mark en Ies Uijenkruijer in de Smitstraat. Ik heb daar al in een ander verhaal al iets meer over verteld. Tegenover de winkel van de Uijenkruijers woonde de familie Vlessing. Zij hadden twee kinderen die wat ouder waren dan ik. Zij hadden een soort vleeswinkeltje. De twee kinderen uit het gezin Vlessing hebben de oorlog overleefd. Eén kind zat ondergedoken in Doorn. Het andere kind heeft naar Engeland weten te ontkomen (bron: www.joodsmonument.nl ).
Aan de kant van de Uijenkruijers zat op nummer 42, op de hoek met de Transvaalstraat, een drogisterij waar het echt ontzettend lekker rook naar allerlei oliën, schuur- en schoonmaakmiddelen. Die winkel was van Simon Coopman.
In de Laing’s Nekstraat woonden de dames Eshuis, zij hadden een klein broodwinkeltje. Met Pesach hadden zij opvallend grote matzes. Overigens hadden zij het hele jaar door matzes. Ik weet dat zo goed omdat Frieda Heiman, een vriendinnetje, elke dag voor haar vader een grote matze ging halen. Dat lijkt misschien gewoon, maar het was heel bijzonder dat zij ze elke dag hadden. Voor hij naar zijn werk ging, las hij eerst de krant. Hij at daar altijd een matze bij.
Toen ik nog klein was, hoefde ik niet veel boodschappen te doen. Maar wat ik nog wel goed weet, is dat bij de bakker aan de overkant van de straat de boterkoeken werden afgebakken. Die mocht ik dan wel eens ophalen. Op de boterkoek zat dan het een of ander frutseltje met een nummer. In de bakkerij hoefde je alleen maar het nummer te noemen. Soms haalde ik ook wel eens een klein broodje.
Veel van de boodschappen haalden we bij “De Samenwerking”, dat was een soort kruidenier. Volgens mij had die winkel iets te maken met de arbeidersbeweging.