De groentewinkel van de familie Uijenkruijer zat bij ons in de buurt, in de Smitstraat op nummer 32. Dat was op de hoek met de Majubastraat. De eerste keer dat ik daar kwam, althans dat ik mij daar bewust van was, dacht ik: “Wat zijn die mensen rijk zeg”. De hele winkel stond werkelijk tot aan het plafond vol met allerlei potten zuidvruchten, abrikozen, jam en blikgroenten.
De winkel bestond eigenlijk uit twee gedeelten; de ene kant met al die potten, het andere gedeelte lag vol met allerlei soorten aardappelen en groenten.
Mark Uijenkruijer stond samen met zijn broer Ies (Isaac) in de winkel. Zij waren altijd aanwezig. Isaac woonde trouwens op nummer 16 één hoog.
Het was een echte buurtwinkel, in de zin van dat iedereen uit de directe omgeving daar zijn groente, fruit en aardappelen haalde. Wij woonden net iets verder weg en hoewel we wel in de winkel kwamen, werd veel van onze groente bij de venter met zijn paard en wagen gehaald. Die kwam met zijn kar voor onze deur. Je hoefde alleen maar naar beneden en je hoefde niet te sjouwen.
De winkel van de Uijenkruijers was nog best groot. Boven de winkel had je een woongedeelte waar Ome Mark met zijn vrouw, Tante Truus, woonde. Zij hadden twee zoons, Hans en Jo. Ik zat wat betreft leeftijd tussen deze twee in.Tante Truus kwam trouwens uit Den Helder, zij was uit een familie die helemaal ‘verzeild was in de Marine’. Ome Mark werd door bijna iedereen ‘Ome Kram’ genoemd.
Na de oorlog kwam ik heel toevallig naast hen te wonen, in de Van der Kunstraat. Zij werden mijn ouders van na de oorlog. Mijn eigen ouders hebben de oorlog niet overleefd.