Bij ons in de straat had je een fietsenstalling. De stalling, aan de overkant op de hoek, werd door twee heel aardige jongens beheerd. Dat waren twee broers, de ene was blond en die plakte ook de banden. Iedereen in de buurt bracht daar zijn fiets naar toe, dat kostte helemaal niet zoveel geld. Het kan ook nooit veel zijn geweest omdat de meeste mensen nu eenmaal niet veel te verteren hadden.
Zij verhuurden overigens ook fietsen. Dat was voor die mensen die het zich niet konden veroorloven om zelf een fiets aan te schaffen. Voor een kwartje per dag kan je dan bijvoorbeeld een fiets huren. Mensen huurden wel eens een fiets om een dagje uit te gaan, bijvoorbeeld naar het Muiderzand.
Toen ik nog te klein was voor een fiets heb ik daar wel eens een autoped met luchtbanden gehuurd. Dat was, eind jaren twintig, behoorlijk bijzonder. De meeste autopeds hadden toen banden van hout. Voor een dubbeltje mocht je dan een heel uur steppen. Ik stepte dan ook ijverig mijn rondjes en riep om de zoveel tijd naar mijn moeder: “hoe lang mag ik nog”? “Nog drie minuutjes”, dan ging ik weer als een gek nog een eindje steppen.
Zelf kreeg ik een fiets toen ik een jaar of twaalf was. Ik kreeg die van een neef van mijn moeder. Het was vanzelfsprekend geen nieuwe, maar een oude fiets. Het was een heel bijzondere fiets, er zat een schroefje op waarmee je van alles kon ‘stellen’. Je kon er van alles mee doen, doodeng vond ik het eigenlijk wel.