We waren een stel meiden bij elkaar hoor. Ook als we naar school gingen, speelden we onder één hoedje. Als we te laat dreigden te komen dan werden wel de horloges teruggezet. We kwamen te laat omdat we onderweg andere dingen hadden gedaan. “Hoe dat nou toch kwam. We hebben toch echt op de tijd gelet”. Ook andere kinderen, die niet zo waren als wij, waren wel eens bij ons clubje (het kattekwaad zooitje). Aan de ene kant vonden zij het prachtig om mee te doen, aan de andere kant waren zij veel beveriger dan wij. Zij hadden nooit, zoals wij, hun woordje klaar over iets wat er gebeurd zou kunnen zijn. Overigens trapte niet iedereen er in hoor, het ging vaak genoeg mis.
Ik de klas had ik ook vaak genoeg mijn woordje klaar. Dat heeft me regelmatig strafregels opgeleverd. Als ik bijvoorbeeld iets wist wat een ander niet wist en die stond dan te stuntelen bij de onderwijzer, dan zei ik wel eens: “huppeldepup pappelepap”. Ik kreeg dan wel 100 strafregels, mijn ‘aanmoediging’ werd niet gewaardeerd. De regel die ik nog goed kan herinneren was: ‘Van aangeboden diensten zijn zelden aangenaam’.
Omdat ik zo vaak strafregels kreeg, leerde mijn vader me om met twee pennen tegelijk te schrijven. Ik bond twee kroontjespennen aan elkaar om zo twee regels tegelijk te kunnen schrijven. Maar dat ging alleen op als de zin op één regel paste. Toen het duidelijk werd wat ik deed, kreeg ik dubbele zinnen.
Mijn vader hielp me trouwens ook met echt huiswerk, met derdemachtswortel bijvoorbeeld. Ik vroeg dan mijn vader: “Doe mij een lol en maak jij ze voor me, ik weet bij god niet hoe ik ze af moet krijgen”. Daar deed hij dan wel allemaal aan mee.