‘Hoedentikkertje’ was een minder onschuldig spel dat we speelden. Ik zal een jaar of tien zijn geweest. Je bevestigde een draad tussen een lantaarnpaal en de gevel. De bedoeling was dat je op deze manier de hoeden van de mannen zou af tikken. Je kon de draad niet goed zien, en hoep daar ging de hoed van de kop. Dat lukte niet altijd, zeker niet als de draad te laag gespannen was, we bleken te klein te zijn. Gelukkig hadden we dan nog Marietje Jansen, die was een stuk langer dan wij. Zij kon de draad hoger spannen.
Het wachten was op het eerste slachtoffer. En ja hoor daar kwam mijnheer Bon, een bekende figuur uit onze buurt. Hij was van de AWV, hij werd ook wel Rooie Bon genoemd. Meer vanwege de kleur van zijn haar dan vanwege zijn politieke overtuiging. Hij liep tegen de draad aan en greep direct naar zijn oog en maakte een hoop theater. Wij waren helemaal versteend van schrik. We beseften niet echt wat er gebeurde natuurlijk.
Bleek hij het achteraf allemaal gespeeld te hebben. Hij had direct ons kattenkwaad door, maar besloot ook om het spel mee te spelen. Maar wel op een zodanige manier dat wij er enorm van schrokken, wij voelden ons erg schuldig. Ontzettend was dat, hij hield aanvankelijk vol dat hij misschien wel naar de dokter moest.
Eerder was ‘ons spelletje’ wel gelukt, anders hadden we het nooit zo gedaan. Als het lukte was het erg gek om te zien. Maar nu waren we voorgoed genezen, we hebben het nooit meer gedaan. We zijn zelfs nog langs gegaan om te vragen hoe het er mee ging. We vonden het zo erg en ook nog eens bij iemand die we goed kenden. Pas later beseften wij dat we in de maling waren genomen.