Op een bepaalde leeftijd gingen ik en mijn vriendinnen ook toneelspelen. Klaartje Agtienribbe tekende eerst alleen maar verhaaltjes, later gingen we die ook naspelen. Het waren een soort sprookjes met prinsen en prinsessen en weet ik wat allemaal.
De kleding, de jurken bijvoorbeeld, werd door onze moeders gemaakt. Zo weet ik nog dat mijn moeder een grote rode cape had gemaakt van voeringstof met een witte boord van mijn vader er bovenop.
Dat speelde zich allemaal af tussen de voortuintjes, op het Transvaalplein. De deuren van de woningen stonden dan open. We bonden tussen de hekjes een touw met een lap eroverheen. Zo maakten we ons eigen toneel. We liepen van de ene naar de andere buur, in en uit om ons te verkleden. Ondertussen wisten de kinderen uit de buurt wat er gaande was. Zij kwamen dan kijken, maar moesten wel achter de afscheiding blijven. Daar voerden we hele toneelstukjes van sprookjes en andere verzonnen verhaaltjes op, verkleed en wel, met sikken en baarden. Dat was soms heel leuk.
Een ander ‘toneelspel’ werd minder gewaardeerd. Ik ben namelijk eens met een aantal vriendinnetjes op het dak van ons huis geklommen. Dat was via onze trap, ik wist daar de weg om op het dak te komen. Zo stonden we dan op een gegeven moment met vier of vijf meiden op het dak. Tot een aantal volwassenen ons in de gaten kregen en mijn moeder gingen waarschuwen door aan te bellen. Dat was niet zo lekker natuurlijk, dat mocht helemaal niet. Maar intussen was het wel heel spannend. Ik denk dat ik toen een jaar of zeven, acht moet zijn geweest.