Om voor steun in aanmerking te komen, werd eerst gekeken of familieleden (onderhoudsplichtige of andere familieleden) hulp konden bieden. In ons geval was snel duidelijk dat daar geen hulp van te verwachten was. Verder werd gekeken of er ondersteuning verkregen kon worden van bijvoorbeeld een kerkelijke instelling. Omdat vader Joods was, werd een verzoek gericht aan het Nederlands Israëlitisch Armbestuur. Men verzocht of ‘deze partij niet voor enige ondersteuning in aanmerking kan komen’. Met deze partij werd ons gezin bedoeld. Het antwoord was even kort als duidelijk: neen. De reden die werd opgegeven, was: ‘gemengd gehuwd’.
Via de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijken Steun kon op verschillende manieren hulp worden geboden. Zo werden eens in de zoveel tijd bonnen verstrekt om blikken vlees (voor 14 cent) aan te schaffen. Maar ook werd door de controlerende ambtenaar bekeken of er kleren, een ledikant (voor mijn zusje), schoenen of beddengoed nodig waren. Ook dan werd er een bon uitgeschreven. Bedrag en naam van de winkel waar de artikelen moesten worden opgehaald, werden genoteerd in het dossier van de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijke Steun.
Alles werd bijgehouden: er waren speciale lijsten waarop werd bijgehouden hoeveel steun je per week had gekregen. Er werd ook streng gecontroleerd of je toch niet wat extra verdiensten had. Zo had vader na enige tijd weer toestemming gekregen om uit venten te gaan. Er werd dan tot op de cent nauwkeurig genoteerd wat de verdiensten waren. Ook toen wij, de kinderen, gingen werken, werd dit bijgehouden.
Als ‘tegenprestatie’ moest vader, net als alle andere steuntrekkers, twee keer per dag stempelen. Omdat hij als Nederlands Israëliet stond genoteerd, hoefde hij vanwege de sabbath op zaterdag niet te stempelen. Er moest daarvoor wel een verzoek worden ingediend.
Dit verhaal is mede gebaseerd op het dossier van Simon Suesan (de vader van Katharina Blog-Suesan), bron: Gemeentearchief Amsterdam.
Voor alle verhalen: Katharina Blog-Suesan inhoudsopgave