In die moeilijke jaren dertig, in 1932, werd mijn moeder Johanna Charlotta Suesan-Verbaan, ook nog eens zwanger. Ik was er aanvankelijk niet zo gelukkig mee (later wel). Maar daar gaat het nu niet om. Mijn moeder had toen twee werkhuizen (in de Lange Houtstraat waar we voordien hadden gewoond) om wat bij te verdienen. Maar omdat haar zwangerschap wat moeilijk verliep, kon ze niet meer uit werken. Haar verzoek om hulp bij het Gemeentelijk Bureau voor Maatschappelijken Steun leverde een bezoek van een ambtenaar op.
In zijn rapport (bron Gemeentearchief Amsterdam) schreef hij: ‘De vrouw, die vroeger dienstbode is geweest, ging wanneer hare lichamelijk toestand zulks toeliet twee dagen per week uit werken. Dit is momenteel niet meer mogelijk, zij verwacht zeer binnenkort haar vierde kind en moet op medisch advies volkomen rust houden (kraambeen).’
Er werd toen een soort bon uitgeschreven waarin werd aangegeven wat mijn moeder zou krijgen voor de bevalling. Mocht mijn moeder in het ziekenhuis bevallen (de bedoeling was in het Wilhelmina Gasthuis) dan kreeg zij bijvoorbeeld: hemden, lakens, sluitlakens etcetera. Verder kreeg ze voor het kind onder andere: wollen luiers, linnen luiers, ponnetjes en navelbandjes. Maar omdat mijn moeder thuis beviel, kregen we alleen de spullen voor de baby. Dit soort zaken werd allemaal opgeschreven in de dossiers van het Bureau. Iedereen die om hulp kwam vragen, kreeg een eigen dossier op naam van het gezinshoofd.
Zo staat er een jaar later, tussen de regels door: ‘De vrouw is sukkelend, heeft pas een miskraam gehad’. Mijn moeder was inderdaad weer zwanger. Klinisch helder als ze was, wilde ze de ramen lappen. Daarbij is ze gevallen en ze heeft het kind verloren. Het was een jongetje, hij zou Jackie geheten hebben, maar het mocht niet zo zijn.
Dit verhaal is mede gebaseerd op het dossier van Simon Suesan (de vader van Katharina Blog-Suesan), bron: Gemeentearchief Amsterdam.
Â
Voor alle verhalen: Katharina Blog-Suesan inhoudsopgave