Tandartsbezoek

Ik zou het allemaal doorstaan voor haar. Ik zou me voor haar blootstellen aan helse pijnen en martelingen.

Schooluitje naar het Jan Willem Roskamhuis in 1955 Saskia staat in de derde rij, 8e van rechts, voor meester Lavel, hoofd van de school).

Schooluitje naar het Jan Willem Roskamhuis in 1955 Saskia staat in de derde rij, 8e van rechts, voor meester Lavel, hoofd van de school).

Alle rechten voorbehouden

Saskia, mijn Grote Liefde op de lagere school, gaf mij altijd kracht. Weliswaar van het enigszins weemoedige soort, maar toch. Zo moest ik eens op een stille middag naar de tandarts. Een vreselijke man, Brouwer, aan de Galvanistraat. Ik was zo bang voor die man met z'n zware boren, z'n kwade kop met afschuwelijke bril en z'n gesnauw dat ik al een hartflauwte kreeg bij de gedachte dat ik weer door hem gemarteld zou worden. Als ik in de tandartsstoel zat te zweten en te bibberen en poogde te protesteren dat het zo'n pijn deed, snauwde hij me toe: 'Mond dicht met je gemekker. Mond open.'

Om drie uur zou Juffrouw Ottersberg me naar huis sturen en van daar zou ik met m'n moeder op de Solex naar de Galvanistraat gaan. Ik achterop en met m'n beentjes is de bruine fietstas. Het was doodstil in de klas en alle kinderen zaten te schrijven. Ik hield angstig en nauwlettend de klok in de gaten en zag dat de wijzers, luid tikkend, onverbiddelijk naar drie uur kropen. Ik kon ze niet stil laten staan. Ik hoopte en bad dat Juffrouw Ottersberg zou vergeten dat ze me uit de klas naar huis moest sturen. Maar Gods wonderen zijn zeldzaam en ook toen niet aan mij gegeven. 'Kootje', zei Juffrouw Ottersberg, 'Het is tijd, jochie. Je moet gaan.'

Ook Juffrouw Ottersberg had mij dus verlaten en langzaam liep ik de deur van de klas uit, nagekeken, uiteraard, door Saskia. Ik was het allereenzaamste en allerzieligste jongetje van de hele wereld, op weg naar een marteldood of erger. Maar wist me enigszins gesterkt door de laatste blik die Saskia op mij had geworpen. En toen ik in de stille schoolgang rondkeek, zag ik haar groen-creme jekkie aan de kapstok hangen. De aanblik van dat jekkie van Sas gaf me moed. Ik zou het allemaal doorstaan voor haar. Ik zou me voor haar blootstellen aan helse pijnen en martelingen. Het jekkie was een teken dat Saskia tijdens de beproevingen aan me zou denken en me er doorheen zou helpen. Wij hoorden bij elkaar.

Uiteraard overleefde ik het, al was het leed onvoorstelbaar geweest. Toen ik in Betondorp terug was, deed iedereen heel normaal. Net alsof er niets gebeurd was. Niemand hield op met spelen en niemand keek mij vragend of bewonderend aan. Het leven was gewoon doorgegaan en zelfs Sas bleef gewoon touwtje springen met haar vriendinnen.

Alle rechten voorbehouden

1828 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe