Mijn moeder stond als winkeljuffrouw in de bakkerswinkel samen met een winkelmeisje en mijn vader werkte met een aantal brood- en banketbakkers in de bakkerij. Omdat mijn moeder in de winkel stond werd de dagelijkse gang van zaken thuis geregeld door Dien, huishoudelijke hulp en kindermeisje tegelijk.
Ik kan me van de bakkerij herinneren dat het een geweldige puinhoop was. Werkelijk in geen enkel opzicht voldeed het aan de meest minimale eisen van hygiëne. Vlak na de oorlog zijn die eisen kennelijk opgesteld want omdat de noodzakelijke aanpassingen zo duur zouden uitvallen, en dat voor een huurpand, werd in 1959 besloten het bedrijf elders voort te zetten.
Ik weet nog dat op zaterdag de vloer ‘geschrobd’ moest worden in de ‘banketbakkerij’. Die vloer bestond uit bijna doorgesleten vloerplanken met daaronder een holle ruimte met een bodem van zand. Er gingen een paar emmers heet water over de vloer met groene zeep en dan werd er een plankje opgetild zodat het schrobwater weg kon stromen de grond in.
Koelkasten, toen nog ijskasten, waren er niet of nauwelijks. Vandaar dat producten die niet te warm mochten staan vaak buiten in een kastje met horgaas werden bewaard. De bakkerij bewaarde het deeg ook buiten, op een klein plaatsje, onder een soort van afdakje. Daarboven bevonden zich de achterbalkons van woonhuizen aan de Christiaan de Wetstraat. Een van de bewoonsters stond in de buurt bekend als ‘zwarte tor’. Deze ‘dame’ had altijd met iedereen ruzie en haar tijdverdrijf bestond erin dat ze iedereen verrot schold en met luide stem het hele alfabet aan scheldwoorden afwerkte. Als kind heb ik vloeken en scheldwoorden gehoord die ik daarvoor nooit eerder gehoord had. Het was voor de omgeving een plaag en maar ook een soort vermaak; “kom eens gauw, de zwarte tor is weer bezig!” En we hadden toch wel veel plezier om de rijke woordenvloed die over de achtertuinjes schalde.
Op een dag was er tijdens het matjes kloppen op het balkon een matje naar beneden gevallen precies op het plaatsje achter de bakkerij waar allerlei soorten deeg buiten lag. De banketbakker (Hans) zag de kans van z’n leven, hij pakte het matje, trok zich terug op de wc en kwam even later triomfantelijk met het opgerolde matje naar buiten. In een handige beweging gooide hij het matje terug op het balkon. “Dank je wel bakker,” hoorde we zeggen. Daarna bleef het even stil totdat een lawine van vloeken en scheldwoorden de stilte doorbrak. M’n vader heeft nog een hoop gedonder aan het incident overgehouden want het werd zelfs een politiezaak. Hans is later vertrokken naar Frankrijk om daar een camping te beginnen, we hebben nooit meer iets van hem gehoord.