Tegenover de bakkerij van mijn ouders zat een Volendamse Viswinkel waar levende palingen in grote granieten reservoirs gehouden werden. Eenmaal per week kwam daar een vrachtwagen grote staven ijs brengen om die vis koel te houden. Op de andere hoek zat een Apotheek. Zelf woonden we in een soort bedrijfswoning op het Krugerplein op nr. 24 1-hoog.
Ik denk dat het in 1954 was dat besloten werd om de matting (een soort jute-achtige vaste vloerbedekking vastgespijkerd op de vloer) te vervangen. Er zou zeil gelegd gaan worden. Toen de matting verwijderd werd bleken er in de hoek van de woonkamer een paar planken los te liggen.
Nieuwsgierig tilde een van de werklui wat losliggende planken op en er ontstond een vierkant gat van ca 15 bij 15 centimeter. Er bleek een ruimte te zijn tussen onze vloer en het plafond van de beneden buren. Na wat gluren in het donkere gat haalde hij tot ieders verbazing enige koperen voorwerpen te voorschijn.
Er was een wit/geel/rood koperen dienblad, dubbel gevouwen en daarna nog een keer dubbel gevouwen. Ook kwam er een klein roodkoperen sierkannetje met een bol geelkoperen dekseltje te voorschijn. Ik moet het nog ergens hebben maar ik kan het na een verhuizing nog niet vinden. Tenslotte was er een bonbonschaaltje.
Als kinderen drongen wij er natuurlijk op aan om de vloer verder open te breken om te kijken of er nog meer was. Mijn moeder wilde daar echter niets van weten en de zaak werd dichtgespijkerd en het zeil werd gelegd. Op dat moment drong het eigenlijk niet tot mij door, ik was toen een jaar of 6, dat het hier spullen betrof die door vorige, vrijwel zeker Joodse bewoners, onder de vloer waren gestopt omdat ze het niet wilden afstaan aan de Duitsers.
En nog altijd als ik eraan terug denk, vind ik het zo jammer dat we nooit verder hebben gekeken en hebben geïnformeerd hoe en door wie het daar terecht is gekomen. Tja, als dat schaaltje zou kunnen praten...