Christiene Noot wil een bijdrage leveren aan de manifestatie ‘Namen en Nummers’ waarbij tijdens 4 mei de Joodse oorlogsslachtoffers uit de Oosterparkbuurt worden herdacht. Zij schrijft over haar familie uit de Transvaalbuurt, over haar grootvader Levie Noot en haar overgrootmoeder Mirjam Pinto, de moeder van Levie en Anne Noot, grootmoeder van Maurice, Heiman en ‘Zus’, de mensen die het konden navertellen.
Maar Mirjam Pinto was ook moeder van Judith Noot, schoonmoeder van Hijman Lakmaker, moeder van Sara Noot, schoonmoeder van Isaac Goudeket, grootmoeder van Siegfried Goudeket, moeder van Bathseba Noot, schoonmoeder van Simon Bonte, grootmoeder van Maurits Bonte, moeder van Margaretha Noot. Allemaal vermoord in Sobibor en Auschwitz.
Tugelaweg 121
Het huis is er niet meer, de herinnering blijft.
Levie Noot was 80 toen hij een dik lijntjesschrift kocht, aan de huiskamertafel ging zitten en de herinneringen aan zijn leven opschreef. De tafel met bijpassende stoelen was onderdeel van het ameublement dat zwager Sjaak Goudeket, meubelmaker, had gemaakt. Levie Noot was mijn opa.
Opa schreef over zijn jeugd in de oude Jodenbuurt. Over de krotten in de Foeliedwarsstraat en de Tweede Batavierdwarsstraat, over de stank van de haringhandeltjes, het lawaai van de karrenverhuurders en de roep van de sinaasappelventers. Over zijn zusters en zijn moeder Mirjam Pinto en hoe het gezin zich moest redden op stromatrassen in krotwoningen.
De familie Noot was joods maar niet religieus. Opa vertelt in zijn schriften over zijn huwelijk met Aleida Smit, die als dienstmeisje bij een rabbijn werkte. Zij was niet joods, maar wist door haar werk alles van de koosjere huishouding. Opa schrijft over hun eerste woning en winkel in de Wagenaarstraat 16. Over de drie kinderen die geboren zijn en - na heel wat verhuizingen - de woning aan de Tugelaweg 121¹.
Toen ik klein was kwamen we er vaak op zondagmiddag. Achter een stevige donkergroene voordeur was een breed trappenhuis naar één-, twee- en driehoog. Om de voordeur te openen was er op iedere verdieping een ijzeren handgreep met een handvat van hout en daaraan een ketting. Omdat het een hoekhuis was had de woning een lange schuine gang. Aan de twee straatkanten van de hoek Tugelaweg - Ben Viljoenstraat waren gemetselde balkons. Oma klaagde wel dat ze zoveel ramen moest lappen, maar ze genoot ook van de rode geraniums die ze zomers aan de balkonranden hing.
De woning aan de Tugelaweg moet voor opa de bekroning zijn geweest van hard werken en sociale stijging. De woning had een huiskamer met twee vaste kasten, een ouderslaapkamer en twee slaapkamers voor de kinderen. Aan de achterzijde was een keuken. Later is naast de wc een douche gebouwd. Voor iemand die nog is opgegroeid met de poepton was het een paleis.
Opa en oma kregen drie kinderen en vernoemden hen naar de wederzijdse familie. Daarmee kregen ze de aparte combinatie van een joodse en een christelijke naam: Mozes Gerardus, Heiman Anton en Mirjam Johanna. Vooruitstrevend als opa en oma waren bleef het bij drie kinderen.
Toen kwam de Tweede Wereldoorlog en werd de Transvaalbuurt een getto. Opa heeft de oorlog overleefd omdat hij gemengd gehuwd was, evenals zijn kinderen die ‘half jood’ waren. Opa’s zuster Anne was ook met een niet-jood getrouwd wat haar behoed heeft voor deportatie. Al scheelde dat soms maar weinig, want de man van Anne was kwaadaardig; als hij zijn zin niet kreeg dreigde hij haar na spertijd op straat te zetten. Anne’s enige dochter heet Mirjam , vernoemd naar de grootmoeder van moederskant: Mirjam Pinto., die in 1943 op haar 86e is “weggehaald en niet meer teruggekomen” .
Kun je je de angst voorstellen in die nachten van 1942 en 1943? De nachten van de razzia’s met het geluid van laarzen, vrachtwagens, schreeuwen, huilen. Nachten waarin tantes en ooms en neven en nichten werden ‘opgehaald’ uit hun huizen in de Majubastraat, Retiefstraat, Smitstraat, Cronjéstraat, Herzogstraat?
Na zulke nachten liep mijn vader, 17 jaar oud, vóór hij naar school ging langs al die huizen om te controleren of ze er nog waren.
.
1614 keer bekeken