Voor kinderen was Betondorp een netwerk van modderige laantjes, van straten, drie pleinen - waarvan de Brink het meest centraal was gelegen. Maar het belangrijkste was de speeltuin aan de Onderlangs, waar Melis de scepter zwaaide, bruinig gezicht, scheve mond met sjekkie, en de volkstuinen die doorliepen tot aan de Weespertrekvaart en de Oosterbegraafplaats.
Elk van die elementen had zijn eigen wereld, geschiedenis, avontuur en mogelijkheden. Het territorium van de kinderen in mijn straat liep vanaf de Brink tot aan de Weespertrekvaart. Het Huismanshof was ook 'van ons', alsmede een klein stukje Graanstraat en Zaaiersweg. De rest was het 'buitenland'. Dat was het gebied van andere jongetjes. Kwam je in het 'buitenland', dan werd er regelmatig gevochten. Territoriumdrift. In het binnenland, die twee of drie straatjes, waren we heer en meestertjes.
De laantjes waren smal en vaak modderig en afgescheiden van de aanliggende tuinen door heggen en heggetjes. Wij konden in dit labyrint blindelings onze weg vinden. Als wij aan het voetballen waren en de politie kwam vanaf de Brink de hoek om fietsen (met het doel onze bal af te pakken), stoven wij als schichten een laantje in om binnen No time drie straten verderop weer tevoorschijn te komen. Met bal.
De politiemacht in Betondorp bestond uit twee agenten op zwarte dienstfiets. Een hele grote dikke, Oliver Hardy-formaat, en een kleine dunne, Stan Laurel-formaat. Vanwege hun postuur en vanwege hun fietsen, konden de dienders onmogelijk de achtervolging inzetten in de laantjes van Betondorp. Ze hebben ons nooit te pakken gekregen.
De laantjes waren de eerste stap op weg naar de buitenwereld. De achtertuin behoorde nog bij het ouderlijk huis en het gezin. De laantjes waren de eerste stappen buiten de deur. Het tuinhekje was de poort.
Een netwerk van modderige laantjes
Aan het eind van het labyrint van smalle en modderige laantjes was het tuinhekje: onze poort naar de buitenwereld.
3298 keer bekeken