De wereld van de kamer is te klein
Zij proeft het voorjaar tussen stoel en muren
De dag duurt meer dan vier en twintig uren
En God mag weten hoe die uren zijn
Heimwee naar de Dapperbuurt
Als ik in februari 1978 coschappen interne geneeskunde ga lopen in het Diakonessenziekenhuis in Hilversum, moet ik steeds om 6 uur op. Dan naar het Muiderpoortstation en in H’sum-Sportlaan eruit. Om half 8 begint het Röntgenrapport. De dag duurt tot 19 of 20 uur. Na afloop stort ik om 22.00 uur op mijn bed in de Wagenaarstraat.
Ik maak kennis met een bijzondere patiënte. Cora Carper, beeldend kunstenares uit Kortenhoef. Zij is 79 jaar, dus nog in de 19e eeuw geboren. Twintig jaar tevoren (eind jaren ’50) was haar man overleden. Hij was dertig jaar ouder geweest dan zij, dus eind jaren ’60 van de negentiende eeuw geboren. Ze woonden in de Dapperbuurt tot ze naar het Gooi verkasten.
In oktober 1978 voelt zij, in een verpleeghuis, haar einde naderen. Ze wil nog één keer naar haar geliefde Dapperbuurt en de wijkzuster rijdt ons erheen. Maar op de hoogte van het Burgerziekenhuis wordt het haar teveel en we keren noodgedwongen weer om. Na haar overlijden in december 1978 vindt de wijkzuster dit gedicht:
Bejaard
De wereld van de kamer is te klein
Zij proeft het voorjaar tussen stoel en muren
De dag duurt meer dan vier en twintig uren
En God mag weten hoe die uren zijn
Zij is op nonactief - zij is bejaard
Zij heeft de leeftijd - prachtig - der zeer sterken
Haar handen jeuken om nog eens te werken
Maar werken wordt bejaarden wel bespaard
Zij heeft noch kind - noch kraai - zij heeft de tijd
Toch - met een kraai kan soms de mens eens praten
Zij wordt - o ja - zij wordt met rust gelaten
De zusters zijn van hoog tot laag bereid
Het leven doet er bitter weinig toe
De dokter lacht - wat zou je nu nog wensen ?
Alleen die droom - een winkelstraat vol mensen
En liever dood te zijn dan niet meer moe.
Cora Carper, voorjaar 1978
2252 keer bekeken