In de Fronemanstraat, achter de Hema en bij het Sportfondsenbad, staat een oud gebouw. Daar zetelt in de jaren 90 de Nederlandse Commissie AIDS-Bestrijding (NCAB). Omdat ik vanaf 1991 secretaris ben van de Permanente Commisssie AIDS van de Gezondheidsraad in Den Haag, krijg ik daarmee te maken. Want mijn Raad geeft wetenschappelijke voorlichting op biomedisch gebied aan de regering, maar de NCAB is op een praktische manier actief ‘in het veld’. Onderling overleg is nuttig en gewenst.
Ik krijg de opdracht elke maand te gaan praten met mijn tegenhanger bij de NCAB, steeds een arts. Mijn eerste ‘counterpart’ is Bart Eijrond, slim, ad rem, humoristisch en deskundig. Zijn rechterhand is Arnoud van Grunsven, die hem opvolgt wanneer Bart plots aan kanker overlijdt. Arnoud is ook een goede gesprekspartner, zeer betrokken bij het onderwerp Hiv-Aids. Wanneer hij besluit om huisarts in Amsterdam te worden, komt mijn derde contact op de proppen.
Steeds was ik voor overleg naar Oost getogen, maar nu besluiten Carla van der Wijden (mijn nieuwe overlegpartner) en haar baas voor kennismaking naar mijn huis te komen. Het gesprek hier verloopt volstrekt chaotisch en ongestructureerd. Ik denk: mijn hemel, waar ben ik nu in verzeild? Maar later blijkt dat Carla en ik heel nuttig samen kunnen werken. En met genoegen. Het strakke stramien van altijd maar de Fronemanstraat laten we los en we komen ook op elkaars adressen.
In 1995 verlaat ik de Gezondheidsraad en niet veel later wordt de NCAB het AIDS-Fonds en gaat deftig op de gracht wonen. Voor de enige arts in de organisatie is daar geen plaats meer. Mijn verstand staat stil, Aids is toch een ziekte? Ik schrijf nog een protestbrief naar de voorzitter van het Fonds, oud-staatssecretaris van gezondheid Dees. Geen antwoord.
Carla is nu gynaecologe in Amsterdam. We hebben nog steeds contact.