Onze enige echte vakantiebestemming was Driebergen. Na de oorlog was er voor de meeste gezinnen geen geld om echt op vakantie te gaan. Sommige mensen gingen kamperen of huurden een tenthuisje in Bakkum. Vliegreizen bestonden nog niet.
Ik had vier weken zomervakantie en een werkende moeder en werd daarom vaak gestald in Driebergen bij tante Annie. Mijn oma was daar dan ook in huis om op me te letten. Mijn tante Annie was gescheiden en werkte als kokkin bij de luchtmacht. Zij woonde daar met haar twee zoons, Nico en Joop, die een stuk ouder waren dan ik. Driebergen is voor mij een kinderparadijs geweest. Er was een grote tuin achter het huis en bij het huis was een kippenhok met een ren. Een tijdje stond er ook een geitje in de tuin en er waren duiven om te voeren.
Hoe mijn tante het voor elkaar kreeg in dat kleine huis weet ik niet, maar we hebben daar met meerdere gezinnen mét kinderen tegelijkertijd gelogeerd. Bij tante Annie kon altijd alles. Aan het eind van de vakantie kwamen mijn ouders ook nog een week naar Driebergen, want veel vakantiedagen hadden ze toen niet.
De fietsen werden soms met een expeditiebedrijf opgestuurd maar meestal met de trein vanaf het Amstel-station. Onder het zadel zat een metalen plaatje bevestigd waar met potlood de naam geschreven stond. Soms ging de hele familie, om het geld voor de trein uit te sparen, met de fiets van Amsterdam naar Driebergen. Ik zat achterop bij mijn moeder in een fietsstoeltje en de anderen hadden fietstassen en andere bagage achterop. Op een van die keren begon het zo erg te regenen dat we met z’n allen drijfnat zijn gaan schuilen in een restaurant. De koffie met gebak kostte nog meer dan het hele treinkaartje.