Het was beginnen te vriezen. De bomen grepen met lege vingers om zich heen. Eerst kwam de buurman met een bijl. Verderop iemand met een zaag, een touw, de vrouwen erbij, de kinderen er omheen. Mijn vader hakte mee. De boom voor de deur was nog steeds dik, maar al gauw kleiner dan ik. De Linnaeusparkweg was nog nooit zo naakt geweest.
Ergens klonk een waarschuwing. GrĂĽne. Meteen verdween iedereen achter z'n deur. Mijn vader het laatst. Hij had een dik stuk stam omarmd. Samen gingen ze de trap op. Hij was al bijna twee hoog. Toen kwamen ze weer naar beneden. Het hout het eerst. Ze bleven lang liggen. Toen begon hij de stam tree na tree omhoog te hijsen.