Op het hoekje van het plein aan de Hoogeweg was een melkboer. Als de buurt nog sliep, zette hij zijn lege melkbussen op de stoep. Dan schrobde en spoelde hij zijn bussen, terwijl hij ze langzaam ronddraaide. Dat ritmische rinkelen van metaal op steen werd voor mij het welkom aan een nieuwe dag. Ik kroop dan vlug onder de dekens uit en zag hoe de vrouw van de melkboer de schone bussen ondersteboven op een houten rek zette, voor de winkelruit.
Dan duurde het niet lang meer. Uit de zijstraat kwam een paard en wagen. De volle melkbussen werden gelost, de nog uitdruipende schone bussen opgeladen. Al die bewegingen leken op een verre maar mooie dans. Ook toen de schaarste van de winter geen melkbussen meer vulde, keek ik elke vroege morgen naar de nu lege hoek van het plein, nog steeds in afwachting van een nieuwe opvoering.