Zelfs nu hij met pensioen is, bemoeit Henk zich nog met iedereen. We zitten een keer in de kroeg, dat doen we af en toe om te zien of we ons nog alles kunnen herinneren, we zitten dus achter een glaasje en Henk kijkt maar om zich heen om te controleren of iedereen zich wel amuseert. Een tafeltje verder zit een echtpaar stilletjes te zitten. Henk grijpt in, biedt bier aan en even later hoor ik hem in z'n beste Engels de vrouw opvrolijken.
Na een van de volgende bieren doe ik voorzichtig mee en vraag aan de man where hij from komt. De States, zegt hij, al vijftig jaar maar eigenlijk kom ik from Amsterdam. Zijn tongval verraadt een lang verblijf buitengaats. Welke buurt, vraag ik nog. De Meer, zegt hij, Linnaeusparkweg. Ik kijk hem verbaasd aan. Dus hij weer: op de hoek bij het Hogewegpleintje. Naast de bakker dus, vraag ik. Op slag herinner ik me hoe heerlijk het daar rook als er verse kadetjes werden gebakken. Toen de vorige oorlog een hongerwinter was geworden, kreeg ik er wel eens zomaar eentje toegestopt. Eet maar voorzichtig jongen, zei de bakker dan. Totdat op een morgen zijn meel op was en de geur van vers uit zijn winkel wegebde.
De man uit de States en ik maken elkaar blij met verhalen over de bakker, de groenteboer, de melkboer en al die anderen die al lang niet meer op het pleintje zijn. What are you talking about, bemoeit Henk zich er plotseling mee. Ach, zegt de man uit de States, gewoon een praatje met mijn buurjongen. En we grijnzen.