Verhuizen uit de Faradaystraat

Ons Huis - deel 2

Faradaystraat, Watergraafsmeer

Dit is het 2e gedeelte van het verhaal dat mevrouw Co Streutker-Brouwer jaren geleden schreef.

Faradaystraat De Faradaystraat anno 2006.<br />(foto Jo Haen)

Faradaystraat De Faradaystraat anno 2006.
(foto Jo Haen)

Alle rechten voorbehouden

De deur van de achterkamer zoeft open. Ja, daar is de zwart marmeren schoorsteenmantel.  In de oorlog staat het wonderkacheltje met een lange pijp, een heel eind de kamer in. Als je te dicht bij het ronde kacheltje zit, krijg je allemaal aardbeien op je benen. Ik heb een keer een grote blaar op mijn knie gebrand. Toch te dichtbij de kachel gezeten. De ingebouwde hoekkast klinkt hol als ik de deur opendoe. Alle verstelwerk, strijkgoed, het rieten paarse bloemenmandje met de bollen wol en de gele en rode Velasques sigarendoosjes, zijn eruit. Zouden de gladde blikjes in de nieuwe kast ook altijd zo glijden en op de grond vallen? De glazen schuifdeuren tussen de voor- en de achterkamer bommeren hard over de rails nou de kamers leeg zijn. Ze zitten tussen de kasten ingeschoven. Nooit kan je meer iets achter dat rode stuk glas houden en kijken hoe het helemaal anders lijkt.

 

Waar zou pappa in het nieuwe huis de familiefoto’s nemen?  De erker met zijn twee schuiframen en een groot raam is lekker licht. ‘s Middags schuift mamma daar altijd het linker raam omhoog. Zij tikt op de ronde broodplank. Ja, daar komen de meeuwen eraan vliegen als zij de fijngesneden broodkorstjes hoog de lucht ingooit. De meeuwen duiken van alle kanten op het brood af. Geen één huis heeft een mamma die zo de meeuwen roept! En de glazenwasser met zijn lange ladders die de bovenramen komt zemen. De houten ladders worden met een harde klap uit mekaar geschoven en tegen de vensterbanken gezet.  Ineens verschijnt er een hoofd en dan een bovenlijf voor de ramen. De ramen zitten vol waterdruppels. Een houten stokje met een rubbertje wordt over de natte ramen geveegd. De emmer bengelt aan de trap. In de lijfband zitten al zijn schoonmaakspullen. Als hij klaar is, tikt hij tegen het raam. Het raam wordt opengeschoven en hij krijgt zijn geld. Het raam wordt  dichtgeschoven en de glazenwasser klimt de traptreden weer af met de emmer water in zijn hand.

 

Wat voor plakkaat zal er nu met de verkiezing voor dat zijraam hangen? Mamma vecht haar enige stille burengevecht met de verkiezing. Met trots en een triomferende lach wordt het papier tegen het glas gehangen: ’De mensen moeten weten waar je voor staat’,  zegt zij.  De naam van de politieke partij staat erop. Het licht op de divan is, nu een tijdje voor de verkiezing, doffer. De buren hangen ook papieren met andere partijnamen-  CHU,  P.v.d.A.,  in plaats van AR.

 

‘Ik kom nou. Ik ga nog even naar boven’, roep ik. Nu de trap op naar de slaapkamerverdieping. Op de overloop bij de slaapkamers maak ik altijd tenten van lappen. Het zolderkamertje zonder raam is links aan het einde van de overloop. De kolenhandelaar brengt ieder jaar de groene papierzakjes antraciet naar het zolderkamertje.  Ik kijk nog een keer door de dakvensters op straat. Onze slaapkamer is op twee hoog en de straat is ver beneden mij. Het loden dak platje lekt niet meer. In de oorlog is er geen lood en de loodgieter maakt elke keer provisorisch de dakgoot. Iedere keer moeten de pannen bij een volgende regenbui weer in de erker worden gezet. ‘Pets, pets, pets, pang’, vallen de druppels op de aluminium bodems.

 

Het Engelse bed met de witgeverfde spijlen is weg. De papieren met de appels onder het bed zijn er ook niet meer. ‘s Winters moeten elke week de appels, de Cocks-oranges en de Goudreinetten ‘een slagje om’ gedraaid worden. Een raar gezicht die appels onder de bedden en dat beddestof wat ook weg moet. In de andere twee slaapkamers hangen alleen de koordjes om het licht mee aan te doen.

 

Ik doe de badkamerdeur open. ‘Knip’, zegt de schakelaar. De oranje Junker geyser met zijn geriffelde buitenkant hangt aan de muur. Het bad staat op zijn gewone plek. De witte tegels met de zwarte smalle randjes, glimmen in het lamplicht. De houten wringer met bok, waar mamma de gekookte was doordraait, staat er niet meer. ‘Ik kom hier nóóit meer terug’,  besef ik ineens. Ik kijk in de spiegel. De witgrijze marmeren plaat met de chroomreling is leeg. Alle tandenborstels en het ovalen tandpastablikje zijn weg. De kranen zitten doodgewoon op hun plek. Zij blijven ook op hun plek. Zij zijn niet verschoven of geschud door de verhuizing. Andere mensen zullen de kranen opendraaien en in deze spiegel kijken om hun haar te kammen. Wat moet ik nou doen om afscheid te nemen van ons huis? Ik geef de spiegel een zoen. Ik loop de badkamer uit, door onze slaapkamer, links over de overloop, de trap af, de andere gang in en de beneden trap af.

 

Oom Jaap en de hond zitten al te wachten in de cabine van de verhuisauto. Ik stap op de treeplank en ga op de hoge zitplaats zitten. De motor ronkt en de verhuisauto schudt. De hond jankt. De buurkinderen staan op straat en wuiven. Wij wuiven terug. 

‘Dag huis’.

 

 

                                                                                    24 februari 1948

 Lees ook:

Ons Huis

Alle rechten voorbehouden

250 keer bekeken

Bekijk meer afbeeldingen

Faradaystraat en Joh.vd Waalsstraat in 1941, foto beeldbank Amsterdams stadsarchief

Faradaystraat en Joh.vd Waalsstraat in 1941, foto beeldbank Amsterdams stadsarchief

Alle rechten voorbehouden

2 reacties

Voeg je reactie toe
Margreet Kuypers

Antwoord aan Anneke Koehof

I am the eldest daughter of Co Brouwer en Arend Streutker

My parents went to the same school growing up. My dad then studied Engineering at the Agricultural College, while my mom was a bookkeeper at the Christian radio station. They started dating while he was still a student and became engaged when he finished his studies in 1958. The plan was to get married after his two years military service, but when housing became available they decided to get married in the summer of 1959. (I was born in September, 9 months after his Christmas leave!)

Because my dad had trouble securing a job in The Netherlands, he made a connection through some South African PhD students from College that lead to us emigrating in February 1961. My mom was aware of that possibility when she married him, but it was still a major adjustment to move so far away from family and friends. The culture shock was real.

 

I have immigrated twice: The first time I was only four months old when my parents left The Netherlands and we immigrated to South Africa. The second time I made the choice in 1994 to move to Canada with my husband and our two children.

When I was growing up it was just us. There were no family get-together at Easter or Christmas, but I did not know any different. There were no weddings or funerals to attend and no cousins to play with. My grandparents would come and visit, but after six weeks they would go back home and we had to be content with letters, photographs and the occasional phone call.

We spoke Dutch at home, so I grew up with Dutch children’s stories and nursery rhymes. When I went to the local nursery school at four years old, the other children spoke Afrikaans and could not understand me. I remember an incident when I was really impressed with a sandcastle somebody built, but when I asked her how she did it I got a handful of sand thrown into my eyes! The teacher didn’t even realize it was because of the language barrier when she suggested my mom take me to a child psychologist…

We moved away to a different city and a wonderful Afrikaans lady went out of her way to befriend us. She had experienced being the outsider while living in Davis, California for about two years. Her second child was born there. Her children’s ages matched ours perfectly and before long I had a bosom buddy. I learned to speak Afrikaans, eat South African food and became acquainted with their habits. I went to the new nursery school six months later as a five year old and there were no issues at all!

When I went to grade school a boy from down the street insisted on taunting me almost every day by calling out “Cheese Head, Cheese Head!” while walking home from school. One day when he did this during break-time at school, I had enough: I brought down a full Tupperware tumbler onto his head – the lid popped off and milk was streaming down his hair and all over his clothes.

Needless to say I was thinking of myself as the Dutch girl by then. For years, when somebody would point out that I must be South African since I basically lived there all my life it would just not feel right.

Seven years before we left South Africa, my husband and I both made a list of potential countries we would like to move to. Canada topped both our lists, even though neither of us had ever been there! We applied to three different countries and Australia almost accepted us – were it not for one more year’s work experience needed for the necessary amount of points. We decided to stay in South Africa, bought a house and had children. Many people were starting to leave the country or were thinking about it. One day, visiting a friend, she told me that they were considering going to Canada. We reconsidered and applied again. Six months later the Canadian Embassy accepted us as potential immigrants and a year later we sold our house and our car and used our pensions to move. We had theoretically enough money left to last us three months. We had no other contact here in Canada than my father’s brother and they had not seen each other in 36 years.

My mom and her parents used to write letters every Sunday. It took a week for those letters to be exchanged and you had to wait two weeks to get an answer to any question! By the time we immigrated, we continued this tradition. It still took a few years to convince my parents to get a computer and go online when the internet became available. Over time our e-mails became shorter and more infrequent. We used the telephone for birthdays. When Skype was introduced, we could talk much longer and even see each other. I used to Skype my parents very irregularly over the years, but since Covid we Skype/WhatsApp once a week for an hour.

 

A Dutch-Canadian asked me once in exasperation “What are you exactly?” I joked that I am “mixed up:”

We have assimilated our three cultures. We now have real snow outside decorating the garden instead of the cotton balls we used for the Christmas tree when we lived in South Africa. We enjoy chocolate initials, taai-taai and speculaas from the local Dutch store and we get South African biltong and boerewors from a butcher in Oakville. Our sausage rolls and mince tarts come from Sweet Molly’s in town. My son loves making the turkey every year complete with filling and cranberry sauce. We start the festive season by giving gifts through-out December and celebrate the birth of Jesus Christ on Christmas Day. Poinsettias decorate the living room and the lights and the tree go up the day before Christmas and only come down twelve days after that!

Christmas 2020...

In hindsight, I think if I had been raised as a Dutch person in the Netherlands I would not have had such a rich and varied life. I think I would have turned out to be a totally different person than I am today, since I am more aware of lonely and isolated people around me. My life didn’t change much since we moved to Canada; I was already used to having relatives living overseas. I will say I am multicultural and my opinion might not always perfectly align with yours. I accept that not everybody has the same background and you cannot judge a book by its cover. I will listen to what you have to say and get to know you for who you are. I see you as a unique person and I would love to receive the same acceptance from you. Since I have been at the receiving end of bullying based on my culture or my accent, it has made me more aware of people that are trying to overcome obstacles due to their circumstances.

Anneke Koehof

Ons Huis deel 1 en 2

Wat een prachtige verhalen, dit afscheid van een huis,  geschreven door CO Streutker-Brouwer. Ik ben er helemaal door ontroerd. 

Het maakt ook nieuwsgierig, waar is de familie na Bennekom uiteindelijk terecht gekomen?

Onder deel 1 staat een reactie in het Engels, zijn ze misschien geëmigreerd?

Deze verhalen schreeuwen om een vervolg.

Groeten van Anneke Koehof