Ja, wij kwamen van Urk.
Mijn moeder en ik waren op Urk geboren. En mijn vader is daar door de oorlog terecht gekomen. Die had namelijk al voor de oorlog bij de marine gediend.
Hij heeft die oorlogsdagen meegemaakt en verdedigde met het Zuiderzee-flottielje de Stelling van Amsterdam. Want ze waren ook bang dat de Duitsers over het water zouden komen. Ik bezit nog een foto dat ze hun schip onklaar moesten maken, en in volle vaart op de Krabbendam bij Enkhuizen hebben gezet. En zij zijn er op het laatste moment vanaf gesprongen. Z’n jongste zus vertelde mij een keer dat hij toen kletsnat thuis kwam in Friesland.
Maar omdat de Duitsers alle militairen wilden hebben, kregen ze een bericht om zich te melden. Nou, dat ging bij mijn Friese familie niet gebeuren. Die familie diende ook het verzet daar. Maar voor mijn vader hield dat in dat hij moest onderduiken.
In Friesland werd het al snel te link voor hem, want de verraders sliepen ook niet. Er zijn toen via het verzet valse papieren geregeld. En vanuit Wirdum (7 km onder Leeuwarden) op de fiets naar Urk, dat toen nét eiland af was, met een dijk naar Lemmer.
Hij was op Urk een vreemde van de wal, zoals ze dat daar dan zeggen. Maar hij heeft zich verdienstelijk gemaakt door mee te helpen met het opbouwen van het gemaal daar. Wat toen nog een stoomgemaal was. Dat viel in z’n straatje omdat hij bij de marine machinist was. In de oorlog viel de Noordoostpolder droog. En in dat riet hebben nog veel onderduikers kunnen profiteren.
Mijn vader was al verloofd in Friesland. Maar mijn moeder zag hem en dacht: “Die is voor mij!”. De eerdere verloving werd verbroken en dat was in die tijd nog een behoorlijke schande in het dorp.
Na de oorlog zou hij eigenlijk niet terug willen naar de marine, maar wegens gebrek aan wat anders toch maar wel: de marinebasis Kattenburg. En zo zijn we dus op het Boniplein terechtgekomen.
Mijn vader moest toen gaan leren voor de nieuwe stoomketels voor de onderzeebootjagers en de kruisers. Hij studeerde op Boniplein samen met een Indische jongen, die na de oorlog mee gekomen was op de Abraham Crijnssen. Dit schip, een mijnenlegger, heeft de slag in de Javazee als enige overleefd. En wel op een bijzondere manier, namelijk als drijvend eiland. Van onder tot boven helemaal met bomen en struiken gecamoufleerd. En overdag stil liggen voor de kust van die eilanden daar en dan ‘s nachts varen met gedoofde lichten. En zo hebben zij Australië weten te bereiken. Hij was voor mij ome Fred en wist mij de stuipen op het lijf te jagen door te zeggen: ik ga je moos pakken, en weg was ik!
Dat schip ligt nu achter het Marinemuseum in Den Helder als je naar de Texelse boot gaat. Net als het voormalige ramschip (marvaschip) zijn ze daar nog te bezichtigen.
We woonden op het Boniplein 5 hs van 1956 t/m 1964, 8 en half jaar. Ze kunnen alles van ons afpakken, behalve onze herinneringen. Die zijn voor altijd, maar daarover later meer.