Dit is een van de verhalen die eerder gepubliceerd zijn op de website "Buurtwinkels" van het Amsterdam Museum. De verhalen die in Oost spelen zijn overgeplaatst naar het Geheugen van Oost, vanwege sluiting van de oorspronkelijke website. Dit is een verhaal uit 2011.
Van arm jochie tot bakker
‘Een eigen zaak, wie had dat gedacht’, zegt Kees trots. ‘Als jochie had ik het thuis niet breed. Maar juist daarom moest ik op mijn elfde een baantje zoeken. ‘Heb je niets voor die jongen?’, vroeg mijn moeder aan de bakker die bij ons aan de deur bezorgde. Het begon met samen bestellingen afleveren, later mocht ik zelf op de transportfiets naar een eigen wijkje. Ik was te klein voor een rieten mand voorop, dus sjorde de bakker een beschuittas aan het frame.’
Het begin van je bakkers carrière? Kees schudt zijn hoofd, ‘Nee, die begon pas na de basisschool. Toen ik zelf mocht gaan bakken bij een bakkerij in Alphen aan de Rijn. En daarna ging ik naar Nel’s vader. Daar leerde ik alles over brood en banket en werd ik verliefd.’
Droom
Nel kijkt vertederd naar haar man. ‘We hadden een droom: een winkel samen. De meeste stellen gingen voor een huisje maar wij spaarden het geld op. En Kees haalde in de avonduren zijn bakkerspapieren. Toen mijn broer ons tipte over het pand in de Fahrenheitstraat, grepen we onze kans.’
Moorkoppen, slagroompunten en koekjes
Kees grijnst, ‘Het bleef hard werken hoor. We begonnen met een deegmachine, een koelkastje en een oude steenoven. Behalve brood, verkochten we ook gebak. Als ik er nu op terugkijk, vraag ik me af hoe we het allemaal hebben kunnen redden. Al die moorkoppen, slagroompunten en koekjes uit dat hok. Soms kwam er op het laatste moment een marktkoopman 1000 cakejes bestellen, voor een spotprijsje. Dat deed ik er ook nog snel bij.’
Geen tijd om te gaan zitten? ‘Nooit’, zegt Kees, ‘Maar gelukkig hadden we Ben, de bakkersknecht van de vorige eigenaar die bij ons wilde blijven. Hij hielp mij achter en Nel stond voor in de winkel. Het was aanpoten maar vaak met plezier. Ik zie nog die jongelui voor me, gezellig van de alcohol. Die kwamen vrijdagnacht warme broodjes halen. Of de kleuters die met school koekjes kwamen bakken. Het was een gouden tent. Op zaterdag stonden de klanten te wachten tot aan de lantaarnpalen buiten.
Een zak patat met frikadel
In de rij voor brood? Hij knikt. ‘Of voor een vette hap. Iedere zaterdagmiddag ging aan de zijkant een luik open. Daar kon je dan een zak patat halen met een frikadel, nasibal of kroket. Net als Ben overgenomen van de oude eigenaar. Zaterdagochtend bracht de groenteboer een teil geschilde aardappelen. Als we klaar waren met het brood en banket, gingen we verder met de aardappels: ontpitten, snijden en voorbakken. In de zomer maakten we zelfs ijs.’
Nel lacht. ‘Stond Kees ‘s middags patat te bakken en ik de weekendtassen in te pakken. Want elke zaterdag als de winkel sloot, reden we naar ons weekendhuis in Bennekom. Daar konden onze twee jongens op zondag buitenspelen want in Amsterdam hadden we geen tuin en balkon. Daar klaagden ze trouwens nooit over, ook niet dat we altijd aan het werk waren. Kees heeft een keer onze jongste mee naar achteren genomen toen de oppas ziek was. Speelde hij met bloem in plaats van zand.’
Zware tijden
Ondanks het harde werken komt er toch een einde aan de gouden tijd. Vanaf 1994 lopen de inkomsten terug door de komst van de auto, supermarkt en de werkende vrouw. Kees zoekt extra afnemers om de omzet op peil te houden. Dit is voldoende voor de eerste jaren maar als de inkomsten weer teruglopen, besluit het stel een tweede winkel te openen. Kees gaat naar de bakkerij in het nieuwe pand. Hun inmiddels volwassen zonen die ook in het bakkersvak zijn gestapt, verhuizen mee. Nel blijft met een winkelbediende achter in de Fahrenheitstraat.
‘Die periode was vreselijk’, zucht Nel, ‘net of we in een scheiding lagen. ‘s Morgens werd het brood gebracht en daarna zag ik hem niet meer. Ik kon mijn verhaal aan Kees niet meer kwijt. En de winkel ging steeds vroeger dicht. Na drie jaar ploeteren was de koek op. Met pijn in ons hart hebben we alles verkocht en verhuisden we naar Bennekom.’
Samen genieten
Jullie zochten de rust op? Kees knikt. ‘Het is daar een fijne plek maar het mooiste is dat we weer tijd samen hebben. Dit jaar gaan we met de camper naar Australië. We zien graag wat van de wereld. En in Nederland zijn we er voor onze jongens. Die hebben een goedlopende banketbakkerij. Een eigen winkel, net als wij toen. Met de opbrengst van de oude bakkerij hebben we ze een mooie start kunnen geven.’ Kees kijkt naar Nel en zij naar hem. Ze glimmen van trots. ‘Onze droom gaat gewoon verder, maar nu in Nieuw-Loosdrecht.'
Lees ook: De middenstand in de Wetbuurt (2) (onder Bakkerij Volkerts)