Dit is een van de verhalen die eerder gepubliceerd zijn op de website "Buurtwinkels" van het Amsterdam Museum. De verhalen die in Oost spelen zijn overgeplaatst naar het Geheugen van Oost, vanwege sluiting van de oorspronkelijke website. Dit is een verhaal uit 2011.
Met een vriendin is Diana op weg naar kleermaker Alkan even verderop, maar ze willen best even binnen komen bij Mustafa’s koffiehuis. De foto’s op de tentoonstelling roepen allerlei herinneringen op. Bij de Wolboetiek was Diana vaste klant. “Dat was zo’n leuk wijffie. Altijd tijd voor een babbel, over de kinderen, of over brei- of borduurpatronen”. Waar nu het Kruidvat is, was een hele grote manufacturenzaak, waar Diana flanel en dergelijke kocht. Ze wijst naar de andere kant van de straat. “Daar zat een snackbar, Ome Jaap. Hartstikke gezellig was dat. Daar kochten de kinderen altijd een ijsje of een patatje.” Haar kinderen hebben het nog steeds over de worst van Pepping. “Dat was dé slagerij van Oost. Zijn gekookte worst was heerlijk. “Maar die is ook weg. Hij zat naast de drankenhandel, ook verdwenen”. Ze kwam bij de visboer op het Javaplein en bij de Volendammer Vishandel. “Heerlijke spullen hadden die, nog steeds hoor. Nog nooit heb ik iets gekocht dat niet fris was.” Diana kon bijna alle dagelijkse dingen kopen in de buurt. Alleen voor kleding gingen ze meestal naar de stad, naar de C&A. “Het was een hele gezellige buurt en dat mis ik toch wel, die hartelijkheid, de praatjes. Het waren echte buurtwinkels. Die sfeer is er niet meer, dan vind ik dan hè. Maar we kenden ook iedereen, mijn kinderen gingen naar school in de Javastraat, ik had contact met alle moeders.” Maar nog steeds heeft Diana een aantal favoriete winkels in de straat. Als haar vriendin een foto van Lale Kabasi ziet, roept ze uit: “O, dat is mijn vriend, daar kopen we altijd groenten”. Diana koopt graag de mooie geborduurde handdoeken van Sunay Import-export. “Dat zijn ook hele vriendelijke mensen”. En kleermaker Asgul waarnaar ze op weg waren niet te vergeten.
Pekelvlees uit de Jodenbreestraat
Diana draagt een hanger met een Davidsster en ik vraag haar of ze joods is. “Mijn vader was christen, maar mijn moeder was joods. En alles wat uit een joodse moeder komt, is joods”. Soms ging ze zondags naar de Jodenbreestraat voor brood en pekelvlees. “Het water loopt me nu nog in de mond”. Mijn vader zei toen ze trouwden: met Kerstmis komt er een boom in huis, voor de kinderen. “Op Sabbath mocht mijn moeder dan lekker koken. Het was een gezellig samenzijn en er werd voorgelezen. Ik heb een fijne jeugd gehad en dat heb ik met mijn kinderen ook geprobeerd. We denken nog steeds met veel plezier terug aan de Madurastraat, maar die woning werd te klein, Twee kamers en een heel kleintje met vier kinderen. Dat ging niet meer. In 1968 zijn we verhuisd naar het Paramariboplein. Maar nu woon ik weer hier in de buurt.”