Na aan het begin van de jaren twintig van de 20ste eeuw een aantal jaren werkloos te zijn geweest, besluit Mozes om naar iets anders uit te kijken. Wat veel werkloze diamantwerkers doen, doet ook Mozes: hij pakt de handkar en gaat uit venten. Maar wanneer hij daarmee begint, is niet duidelijk. Er is wel een marktkaart met daarop heel weinig informatie. Zijn ventwijk was in ‘Zuid’, en het artikel waar hij mee uit venten ging was ‘fruit’. Nogmaals, het is jammer dat er geen dossier is van Mozes, want hoe hij het heeft gerooid in de periode nadat hij was gestopt met het bewerken van diamanten is onduidelijk. De marktkaart dateert volgens mij uit de bezettingsperiode. Op zijn kaart staat rechtsboven namelijk een stempel: de letter J. Deze J staat natuurlijk voor Joods, dit werd pas gebruikelijk in de Duitse bezettingstijd. Mozes zou gaan venten vanaf 1 september 1934. Zijn vent- of marktvergunning loopt door tot de jaren 1941 – 1942.
In het boek ‘Als de dag van gisteren …’ van Meijer Sluijser of Meyer Sluyser (zijn zoon) staat het volgende: Mijn vader was diamantslijper. Omdat het vak minstens twee maal per jaar door een periode van werkloosheid werd geteisterd, die elke keer zes maanden duurde, sleep hij meer straatstenen dan briljanten. Dan nam vader de kar met citroenen ter hand om een paar gulden huishoudgeld bij elkander te schreeuwen. Viel de werkloosheid in de winter, dan hoopte hij vurig, dat de gehele bevolking van Amsterdam met influenza het bed zou moeten houden. In de zomer bad hij, dat een hitte golf het vuur van de hemel zou doen vallen. Zei hij na zo'n lange, lange dag van zwoegen en sjouwen: 'Vandaag een daalder verdiend.' 49 Mopperde moeder: 'Hou dan op met die rot-handel.' Bron: Meyer Sluyser – Als de dag van gisteren…, blz. 49 – 50.
Wat verder nog wel opvalt, is dat hij in 1937 nog twee keer voor een werkgever in de diamantsector heeft gewerkt. Dit blijkt uit de, door mij zo genoemde, werkgeverskaart V. De daarop genoemde werkgevers heb ik echter niet kunnen traceren. De kinderen van Mozes en Sara
In het gezin worden drie kinderen geboren die hoogstwaarschijnlijk nooit in de Spitskopstraat hebben gewoond. De drie kinderen: Meijer, Samuel en Margaretha trouwden voordat Mozes en Sara naar de Spitskopstraat 8 huis verhuisden. Mozes en Sara waren niet de eerste bewoners op dit adres, wel de laatste. Op 27 november 1942 worden zij in Auschwitz vermoord. Van Mozes vond ik via Oorlogsbronnen een beperkte kaart, iets wat zijn vrouw Sara niet vergeven was.
Hun zoon Meijer en zijn gezin overleven de oorlog.
NAAR: Spitskopstraat 8 huis – Het gezin van Mozes Sluijser (1)
OF NAAR: Spitskopstraat 8 huis – Het gezin van Mozes Sluijser (7)