Zoals veel kinderen spaarde ik speldjes en mijn zus sleutelhangers. De speldjes heb ik nog. Van iemand kreeg ik een soort matje, wat eigenlijk een stoelkussentje was, waar ik ze op kon prikken, hele rijen vol. Voortdurend kwamen er nieuwe bij, en ook van buurman Hoitinga, die bij Fokker werkte, kreeg ik ‘alternatieve’ speldjes. Die had verder niemand, want hij maakte ze zelf! Verder had ik een fotoboek met plaatjes van Ivanhoe. Mijn vader tekende er eentje na, grandioos! We haalden kauwgum bij een winkeltje in de Cronjéstraat, en dan zaten daar plaatjes bij van filmsterren. We liepen er met onze buurmeisjes naar toe, en we kochten wat kauwgum. Een van de meisjes maakte haar pakje open, en schreeuwde het uit: een plaatje van Roger Moore als Ivanhoe! Ik was erg beteuterd en wou dat ik de gelukkige was, maar ze gaf me het plaatje later gewoon!
‘Springtouw’ haalden we bij de drogist, Schimmel, op de hoek van de Transvaalstraat en de Schalkburgerstraat. De eigenaar gebruikte geen meetlat, maar paste het touw af aan de toonbank. Je had geluk als hij de maat een beetje ruim nam! Op een dag was er… Exota! Een soort frisdrank, met een ‘flipdop’. We kregen soms een glaasje, en dan was het feest! Die ‘prik’ was wel even wat anders dan gewone limonade! Later kwam er cola, maar ik weet niet echt meer wanneer. Bier kwam bij ons niet in huis, want mijn vader hield er niet van. Ik heb het ook nooit gedronken.