Het is onbegrijpelijk dat het kon, midden op de weg spelen. Dan heb ik het niet over spelen in bijvoorbeeld de Menadostraat, maar midden op de Zeeburgerdijk, terwijl er aan beide zijden een brede stoep was, nog zonder fietspad. Spelen midden op de weg kon in de jaren vijftig. Weinig arbeiders hadden een auto, alleen de elite kon zich zo’n duur vervoermiddel veroorloven. Nog onbekend met het fenomeen CO2, vond PvdA-voorman Joop de Uyl dat elke arbeider recht had op een auto.
Wij hadden nauwelijks last van verkeer. We speelden korfbal door de bal op de kap van de lantarenpaal te schieten. De bal kon dan alle kanten op stuiteren. Helemaal was een paradijs het landje op de hoek, waar heel vroeger een politiebureau stond en waar later een werkplaats voor de woningbouwvereniging met twee woningen erboven is gebouwd. Dat was meer het domein voor jongens. Alleen vervelend als de bal over het muurtje in het Lozingskanaal verdween. Slagbal met rondjes was mijn favoriet. Ik vond het daarom ook geweldig dat mijn buurjongen Wim Schreuders vroeg of ik mee wilde doen bij WVHEDW. Omdat ik ook al op korfbal zat, moest ik kiezen. Het werd toch korfballen bij Archipel.
Maar het leukst was toch slagbal met rondjes waar iedereen aan mee kon doen. Een jas op de grond en dan op de brede weg uit de hand een bal wegmeppen met een stuk hout. Je kende het spel van de gymles op school. De meeste kinderen op dit laatste deel van de Zeeburgerdijk gingen naar een lagere school op het Javaplantsoen, toentertijd waren dat de Anthonie van Diemen en de Albert Schweitzer. Jaren geleden zijn die samengevoegd tot de Flevopark basisschool.