Oosterse verbeeldingskracht schreef de verslaggever van Het Nieuws van den Dag (kleinen courant). Of de bedoeïenen dit inderdaad hebben opgebracht, is maar de vraag. De Amsterdammer zag er wel wat in, want de toeloop was groot, ook al was de toegangsprijs van twee gulden voor de openingsvoorstelling eigenlijk best aan de hoge kant. Gelukkig waren de latere voorstellingen lager geprijsd. De groep zou drie weken in Amsterdam verblijven.
Volgens de krant De Tijd (van 10 mei 1892) was er een grote belangstelling, vele Amsterdammers probeerden gratis op de een of andere manier iets mee te krijgen van de voorstelling op het terrein achter de schutting. Aangezien het terrein in de omgeving van woningen lag, waren in de verre omtrek: “… vensters, daken, platten enz. gestoffeerd met niet-betalende toeschouwers van het inderdaad merkwaardige schouwspel”.
Het zal niet makkelijk geweest zijn om een totaal indruk te krijgen van het terrein. Op het terrein bevonden zich tenten, opvallend ingericht hutten, oosterse winkeltjes alsof het een bazaar was en zelfs een Arabisch koffiehuis. Een merkwaardig schouwspel noemt de verslaggever van De Tijd het. Hoewel er foto’s gemaakt zijn op het terrein, valt het niet mee om een duidelijk beeld te krijgen van het geheel.
Het programma, zie de afbeelding, is gevarieerd. De kranten die aandacht schenken, benoemen onder andere de paardenrennen met de volbloed Arabische paarden, de nagespeelde overval op een karavaan, een diefstal van kamelen of de overval op een negerdorp. Vooral ook het aangekondigde feest van de Pacha (Pasja) was een groot spektakel als we de diverse krantenartikelen mogen geloven. Dat kwam ook door de verschillende stammen die vertegenwoordigd waren: “……stammen, als Bedoeïenen, Berbers, Fellahs, Syriërs en Zanzibarieten. Men vindt er dus de overgangen van kopergeel in brons tot in het zuiverste zwart. Vooral onder de Bedoeïenen met hun witte kappen en witte boernoes zijn kranige kerels, en met name moet dit gezegd van den hoofdman, die met zijn door een grijzen baard omlijsten bronzen kop, zijn kleurig gewaad en op een prachtig wit ros gezeten een waarlijk indrukwekkende figuur is. De Arabier, die als pacha optreedt, is met zijn regelmatig gelaat en flinke zwarten knevel zelf is een schoon man, hoewel ietwat te zwaarlijvig. Toen wij hem in den feestelijke stoet zagen voorbijtrekken, dachten wij onwillekeurig aan Arabi-Pacha, die vóór enige jaren zijn woelig optreden met verbanning zag bestraft.” (bron: De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad van 10-05-1892)
Na de voorstellingen konden de bezoekers over het terrein lopen: Na afloop der voorstelling bestaat er gelegenheid de Bedoeïenen, Louaelies en Negers in hun hutten aan het werk to zien; dan kan men ook kennis maken met het vrolijke, jonge goed, dat niets liever doet dan Egyptische koperstukken te ruilen tegen Hollandse dubbeltjes of als katten op de grond te spelen.” (bron: Het Algemeen Handelsblad van 15-05-1892)