Bedoeïenen ‘veroveren’ de Weesperzijde

Verteller: Frits Slicht Frits Slicht
Auteur: Frits Slicht Frits Slicht
Weesperzijde
Afbeelding betreffende de aanwezigheid van de Bedoeïenen naar de Weesperzijde in 1892. Bron: SAA – Klein materiaal, inventarisnummer 15009–13720.

Afbeelding betreffende de aanwezigheid van de Bedoeïenen naar de Weesperzijde in 1892. Bron: SAA – Klein materiaal, inventarisnummer 15009–13720.

 

Dit verhaal begon met een goed idee. Dit goede idee was van Willy Möller. Hij bedacht dat het een goed idee zou zijn om met een ‘Troep Bedouïnen’ rond te toeren door Europa. Hoe hij een en ander geregeld en of gefinancierd heeft, is onbekend.

Afbeelding betreffende de aanwezigheid van de Bedoeïenen naar de Weesperzijde in 1892. Bron: SAA – Klein materiaal, inventarisnummer 15009–13720.

Afbeelding betreffende de aanwezigheid van de Bedoeïenen naar de Weesperzijde in 1892. Bron: SAA – Klein materiaal, inventarisnummer 15009–13720.

 

Het is ook bijna onmogelijk om iets meer te weten te komen over wie deze Willy Möller is. Eén van de weinige kranten die iets meer over hem te melden heeft dan dat hij Duitser is, is Het Bataviaasch Nieuwsblad van 15 juni 1892: "De Woestijn in Amsterdam. Aan de Weesperzijde heeft, zoo schrijft men van daar, thans op een ruim terrein een eigenaardig volkje zijn tenten opgeslagen. Had de Meimaand maar eenige warme zonnestralen voor het rillende menschdom over, men zou wanen een stukje van de woestijn voor zich te hebben. De heer Willy Möller, die jaren lang in Egypte heeft doorgebracht en zich een egyptische vrouw tot levensgezellin heelt gekozen, laat" aan Europa deze collectie van menschen, van deze kinderen der woestijn.” 

Aankomst per trein

Weesperpoortstation (gesloopt: eind 1939). Uitgave: N.J. Boon, Amsterdam, datering ca. 1900. Bron: Collectie Stadsarchief Amsterdam, Beeldbank: prentbriefkaarten

Weesperpoortstation (gesloopt: eind 1939). Uitgave: N.J. Boon, Amsterdam, datering ca. 1900. Bron: Collectie Stadsarchief Amsterdam, Beeldbank: prentbriefkaarten

Op 5 mei 1892 komt de karavaan aan op het Rhijnspoorstation (vanaf 1890 eigenlijk het Weesperpoortstation). Zij zijn met een extra trein vanuit Brussel gekomen. Een extra trein was noodzakelijk gezien de grote aantal dieren dat zij bij zich hadden. Zo hadden zij acht kamelen, een aantal ezels en vijftien paarden bij zich. Het Nieuws van den Dag (kleine courant) vindt er genoeg redenen in om een aantal artikelen aan de Bedoeïenen te wijden. Met een zwierige pen beschrijft de verslaggever het kleurrijke schouwspel, zo kenmerkend voor de oosterse volken. Onder de indruk schenen de Bedoeïnen niet te zijn, zo lijken zij geen enkele notitie te nemen van het publiek dat hen wel eens van dichtbij wilde bekijken. De mannen zijn flink en gespierd, de vrouwen hebben zich gewikkeld in kleurrijke mantels. De vrouwen hebben hun gezicht beschilderd, van sommigen zijn allen de ogen zichtbaar. De kinderen zijn beweeglijk en nieuwsgierig en hebben ondeugende, brutale ogen. Apart vermeld wordt het feit dat er ook negers bij zijn, geen Bedoeïenen volgens de schrijver. In totaal zijn zij met vijftig of zeventig personen (de bronnen zijn niet eenduidig).       

Na hun treinreis maken zij hun kamp aan de Weesperzijde. Volgens de gegevens van Jacob Olie ging het om een plek ‘achter’ nummer 144, achter de remise van de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij (AOM). Het terrein aan de Weesperzijde is geheel omgeven met een schutting, er zijn drie tribunes voor het publiek gebouwd:
“Het is een dor weiland, met groot hopen steenen, waar de vreemdelingen zich, behulp van hun Oostersche verbeeldingskracht, zullen kunnen wanen in de dorre vlakten van hun zonnig vaderland.” (bron: Het Nieuws van den Dag: kleine courant 05-05-1892)

Terug naar de Inhoudsopgave

 

 

Alle rechten voorbehouden

245 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe