"Ik kom uit een warm nest. Mijn moeder kwam van Kattenburg. Ze zag er altijd mooi uit: ze was goed gekleed, had lang rood haar en droeg hakjes. In de buurt was ze erg gezien. Ze was een leuke, spraakzame vrouw die met iedereen kletste. Middags rond vijf uur zei mijn moeder:" Ik ga even het Dapperplein aanvegen". Ze haalde dan schoongemaakte groenten bij Nol; een kraam die twee vrouwen bestierden. Als ze thuis kwam zei ze: "Even de aardappelen hompen." Ze hield niet van koken; het eten was eenvoudig maar lekker. Gelukkig kon mijn vader goed koken. Hij was uit Limburg naar Amsterdam gekomen om als metaalbewerker te werken. Vlak voor de oorlog ben ik thuis geboren.
Ik ben heel modern opgevoed, mijn ouders waren ruimdenkend.
Met mijn moeder had ik een bijzondere band. Ze maakte zelf kleertjes en zorgde ervoor dat ik er netjes uitzag. Als tiener had ik dansles bij Koehof. Ze waren daar streng maar ze leerden ons goed dansen. Op de dag van mijn zeventiende verjaardag had ik dansles en mijn moeder vroeg: "Wil je op je verjaardag naar dansles?" Dat wilde ik graag. Die avond, toen het bijna pauze was, zei de dansleraar: "Iedereen van de dansvloer, alleen Cor en Bertie gaan dansen. "Zo lief, daar had mijn moeder voor gezorgd. Ik had haar ooit gezegd dat het mij heerlijk leek als ik alleen met Cor, mijn vriend, op de dansvloer zou kunnen dansen op Marina van Rocco Granata.
Van mijn moeder kreeg ik onvoorwaardelijke liefde. Iedereen zei tegen haar: "Je moet haar niet zo verwennen" . Mijn moeder antwoordde dan: "Bertie kan de weelde dragen".
lees ook : Dansschool Koehof