Toen mijn vader naar Duitsland en Polen werd gestuurd ging mijn dappere moeder mee met een paar mannen om bielsen te stelen voor de kookbus *) in de Linnaeusstraat.
Alles gebeurde in het pikkedonker, ze was zo dapper!
Alleen mannen deden dat, mijn moeder was de enige vrouw. Ik werd dan even bij de buren gebracht.
Er stond altijd een man op de uitkijk. Bij onraad floot hij op een fluitje en dan holde iedereen weg. Mijn Moeder had een witte sloop, waar ze het hout instopte.
Later toen ze thuis was bracht ze wat hout naar de buren. Zij hadden een oud fornuis en zij konden nog koken en mijn moeder mocht daar dan soms wat opwarmen.
Jaren later, ik was na de oorlog zwaar ondervoed, moest ik naar een kinderkolonie om aan te sterken.
Ik kreeg daar een een pakketje. Het bleek via de buren uit Israël te komen.
'Voor Bettie' stond er op.
Wat bleek? Die joodse dame uit Israël had 4 jaar ondergedoken gezeten bij de buren. Zij had mij nooit gezien alleen maar mijn stemmetje gehoord schreef ze.
Ze had al die jaren achter een gordijn gezeten wanneer er iemand binnen kwam.
Toen mijn ouders mij na 6 weken uit de kolonie kwamen ophalen, vroeg mijn moeder of ik de sinaasappels lekker vond en ik antwoordde:
'Ik weet het niet, ik heb ze aan die andere kindertjes gegeven.'
Bertie Braeken
14 januari 2024.
*) ik denk dat met bielsen wordt bedoeld de houten blokjes onder de tramrails en met de kookbus het noodkacheltje. Anneke Koehof