De atlas van Katholiek Nederland
Na anderhalf jaar militaire dienst kon ik in Augustus 1966 dan eindelijk beginnen met mijn onderwijs carrière. Tenslotte had ik daar vijf jaar voor gestudeerd en niet voor soldaat- chauffeur bij de Aan- en Afvoertroepen.
Echt solliciteren was niet nodig. Een telefoontje naar de afdeling onderwijs was voldoende. Er is plaats voor U op de A.H.Gerhardschool aan de Valentijnkade in Oost. Een school voor moeilijk opvoedbare kinderen. Nou ja, kinderen, zei de ambtenaar, jongens zijn het maar niet zo’n aardige jongens. Kennelijk was hij goed thuis in de literatuur van Amsterdam Oost. De Titaantjes in het Oosterpark.
Maar de klassen zijn daar veel kleiner, dat is het goede nieuws. U krijgt er hooguit zestien. Dus meldde ik mij eind Augustus in het schoolgebouw aan de Valentijnkade.
Ik stond om half negen voor de deur want de school begon om negen uur. Om tien voor negen ging een kleine man naar binnen. Komt U hier werken, zei hij? Goed idee, ik ben de conciërge Stiekema. Ik zet hier de koffie.
Wat al direct opviel was de sfeer in de koffiekamer. Toen mijn toekomstige collega’s even voor en na negenen binnenkwamen leek het al gauw meer op een buurtcafé dan op een school. Uitvoerig werd “Zo is het toevallig ook nog eens een keer” het T.V programma van de vorige avond besproken. Heel geestig vond Aart, die naast mij zat. Een schande vond juffrouw Hildebrand tegenover mij. Dat die meid zich daarvoor leent. “Die meid” was natuurlijk de onlangs overleden Mies Bouman. Conciërge Stiekema vulde ondertussen de koffiekopjes bij met steeds slappere, met warm water aangelengde, koffie maar daar lette niemand op. Om kwart over negen kwam het hoofd, de heer Van der Molen binnen en riep; ‘zullen we dan maar.., O ja U bent zeker de nieuwe, loopt U maar even mee’
Mijn lokaal lag op de eerste verdieping. ‘Kijk zei Van der Molen, hier heeft U een doosje krijtjes. Daar liggen de schriften en hier heb ik zestien Bic ballpoints. Verder redt u het wel neem ik aan. O ja, en daar ligt de bordenwisser.’ En weg was hij.
Even later kwamen mijn leerlingen met veel lawaai binnen. Met alleen krijtjes , ballpoints en wat schriften voelde ik mij wel wat onthand maar gelukkig stond collega Aart in klas naast mij.
‘Wat moet ik nou doen met ze?’ Vroeg ik hem. ‘Laat ze maar een opstel maken over wat ze in de vakantie gedaan hebben’, zei hij. Daar zijn ze wel even zoet mee ‘Ja maar ik geef toch ook graag aardrijkskunde en geschiedenis, maar er zijn geen boeken’. ‘Dat moet je aan Van der Molen vragen’ zei Aart, ‘maar ik denk dat hij wel weer zal beginnen over Van Loenen’.
In de pauze vroeg ik de directeur naar de boeken voor Aardrijkskunde en Geschiedenis. ‘Daar zal ik het over hebben met Van Loenen van de afdeling Onderwijs’ zei hij. Nadat Van de Molen het de volgende weken nog een paar keer over Van Loenen had gehad maar er nog steeds geen boek was gearriveerd zei collega Aart, ‘wacht maar op de Sinterklaasactie’.
Dat bleek een actie te zijn met een brief en een intekenlijst waarbij ouders, verzorgers en familieleden om een bijdrage voor het Sinterklaasfeest op school werd gevraagd. Wie het meeste geld op haalde kreeg een prijs en daarom namen veel leerlingen het begrip “familieleden” erg ruim. Vooral Frankie kwam elke morgen een tientje of meer in de Sinterklaas pot stoppen. Een groot spaarvarken op mijn tafel. Tot Stiekema mij tijdens de koffiepauze kwam halen; Frankie’s moeder aan de lijn.
"Heeft U die namen of Frankie's lijst gezien? Lola, Blonde Greet, Zwarte Riek, volgens mij gaat hij gaat naar de hoeren, die Frankie van me. Mag dat van U?’ Ik had er niet op gelet maar het bleek dat Frankie met zijn Sint-brief ging bedelen op de Wallen. Met succes, want vaak werd hij met zijn leuke krullenbol even op schoot genomen en kreeg daarna minstens een rijksdaalder. Toen ik goed keer zag ik trouwens ook wat onleesbare namen van klanten, die hun bijdrage geleverd hadden. Voor of na bewezen diensten. Da’s niet de bedoeling zei ik, die dames hebben het al druk genoeg.
Maar tegen Sinterklaas zat er dan toch al ruim honderd gulden in het varken.
Op naar De Slegte dacht ik. Ik ga niet langer wachten op Van der Molen en Van Loenen. Bij de Slegte, de tweedehands boekwinkel in de Kalverstraat, hadden ze precies wat ik zocht. Een speciale uitvoering van de Kleine Bosatlas. “Voor het Rooms-Katholieke lager onderwijs” zei de verkoper. “Een hele doos vol, maar die zijn ze nooit komen ophalen want die school is opgeheven. Te weinig leerlingen. Voor 25 gulden mag U de hele doos meenemen.’ Het was nog een heel gedoe om de doos vast te binden op het bagagerek van mijn brommer maar trots reed ik de volgende morgen naar de Valentijnkade.
De atlassen werden uitgedeeld. Doe ze maar open zei ik. Bladzijde 3. Dat bleek de kaart van Nederland te zijn met de indeling in Bisdommen. We zijn een openbare school jongens. Scheur die kaart er maar uit!
Dat had ik beter niet kunnen zeggen. Een kaart er uitscheuren werkte besmettelijk. Binnen de kortste keren waren alle kaarten uit de atlassen gescheurd en had elke leerling een flinke stapel rafelig papier op zijn tafeltje.
Gelukkig zaten er nog precies 16 atlassen in de doos.
‘We scheuren er niets meer uit zei ik. Katholiek Nederland slaan we gewoon over!’
Peter Kropveld