Ik heb het grote genoegen gehad dat ik bij meerdere concerten, onder andere van mijn oom Maurits, ben geweest. Meestal waren het kleine concerten, soloconcerten. Symfonische concerten waren voor de volwassenen en ze dachten er niet aan om mij mee te nemen.
Gelukkig waren er de openluchtconcerten in het Oosterpark. “Op zondag voor schooltijd (’s zaterdags was er geen school) ging ik naar de wijsjes uit de ‘grote’ muziek luisteren, die daar ten beste werden gegeven door allerlei ensembles. Meestal waren het blaasinstrumenten. Zo leerde ik thema’s uit de beroemde symfonieën kennen. Ik vermoed dat de uitvoering abominabel was, maar het enige wat ik hoorde en in mijn oren klonk het als engelengezang.”
Thuis werd er vaak over muziek gesproken. De ouderen gingen regelmatig naar de volksconcerten in het Concertgebouw. Deze concerten werden uitgebreid nabesproken. De melodieën werden nagezongen of gefloten. Mijn broers Izak en Hartog speelden regelmatig quatre-mains. Mirjam, mijn jongere zus, en ik keken vol van bewondering toe. Later kwam Achem bij ons inwonen, waarover later meer. Hij was pianist en studeerde aan het Conservatorium.
Op straat
Buiten was ook veel muziek in die tijd voor de oorlog. Zo had je natuurlijk het draaiorgel. Van alles werd er gespeeld, van populaire wijsjes tot marsen en stukken uit opera’s. Het rinkelen van de centenbakjes kent iedereen nog wel.
Dan had je natuurlijk ook de nodige straatmuzikanten. Meestal stonden die op de hoeken van de straten. Ze hadden allerlei soorten instrumenten en niet zelden waren het uitstekende instrumentalisten. Niet zelden ‘ging in met de muziek mee’. Ik volgde hen naar hun volgende optreden in een andere straat of op een andere hoek.
“Een van de groepen die bij ons, hoewel er geen Jood bij was, de naam gekregen van ‘mesjoegejem’ (de gekken), een typische Jiddische uitdrukking. Ze hadden een hoop instrumenten bij zich: een trekharmonika, een klarinet, een saxofoon, een trompet, een trombone, en volledig slagwerk.”
Ook het Leger des Heils kwam wel langs, vooral tegen de Kerst en Nieuwjaar. We mochten er niet naar luisteren, waarom weet ik eigenlijk niet want de muziek trok mij aan. Dachten ze soms dat ze ons wilden bekeren?
Aanvulling Frits: of dit ook voor de moeder van Samuel gold, weet ik natuurlijk niet, maar in de jaren dertig waren er regelmatig waarschuwingen vanuit Joodse kant tegen de bekeringdwang/drang van bijvoorbeeld het Leger des Heils.