Het Tuinpad van mijn vader
'Kijk, die vogel staat te bidden,' wees mijn vader. Ik keek naar ons tuinpad, dat in rechte lijn tot aan het hek van de buren liep. 'Nee, niet daar, kijk, in de lucht, boven het dak aan de overkant, zie je hem? Dat is een sperwer die zoekt een prooi, straks laat hij zich vallen' . Nu zag ik het ook, zo dicht woonden wij tegen de stadsrand aan, dat de natuur zich bijna boven onze achtertuin afspeelde. Gebiologeerd bleef ik de vogel volgen tot hij achter de daken verdween.
Dat bidden had natuurlijk niets te maken met het bidden voor het eten bij mijn pleegouders uit de oorlog, dat begreep ik wel na uitleg van mijn vader, die veel van de stadsnatuur wist. Hij kende elke boom en struik in het Ooster- en Zuiderzeepark en kwam soms thuis met een handje zelf geplukte noten, die tussen de deur werden gekraakt. Bij ons thuis werd niet gebeden, mijn vader was een echte 'rooie' en hij geloofde heilig in een samenleving gebaseerd op gemeenschappelijk eigendom, 'waarbij ieder produceert naar vermogen en neemt naar behoefte'. Ons tuinpad was dan ook volgens deze principes tot stand gekomen.
De tuin was een beetje een wildernis en, tot ergernis van mijn moeder, een paradijs voor buurtkatten. Sommige bovenburen, de goeden niet te na gesproken, gooiden zonder gewetensbezwaar vissenkoppen naar beneden. Mijn moeder wilde graag een nette tuin en streed haar strijd met bekers koud water met steeds meer succes, de katten gingen onze tuin mijden. Het enige dat nog aan haar geluk ontbrak was een stenen tuinpad, zodat ze met droge voeten de was kon ophangen. En toen ging de rijweg aan de Boeroestraat op de schop. Ik was daar zeer bekend want ik speelde er bijna dagelijks op de speelplaats, een ronde zandbak met daaromheen wat ijzeren speelrekken. Eindeloos hing ik ondersteboven aan die ijzeren rekken te slingeren, totdat het misging. Resultaat een flink gat in mijn hoofd en huilen geblazen, want van rubberen speeltegels hadden ze toen nog niet gehoord. Langs de kant lagen bergen verweerde stenen die volgens mijn vader toch vergruisd zouden worden en hij stuurde mijn broer en mij elke dag met een oude boodschappentas naar het Boeroeplein om stenen te verzamelen zoveel als we in één keer konden dragen. Dat waren er niet zo veel, maar ons tuinpad vorderde langzaam doch gestaag. We moesten ook zand halen, gewoon, in een emmer. Niemand keek er gek van op...
Uiteindelijk was het klaar, pa was geen stratenmaker, dus het pad had een wat we nu 'rustieke uitstraling' zouden noemen. En ach, na het slopen van onze huizen in de Baweanstraat heeft de Gemeente de stenen alsnog kunnen vergruizen...
Anneke Koehof ©